Parallel Verses

Dutch Staten Vertaling

De last van het dal des gezichts. Wat is u nu, dat gij altegader op de daken klimt?

New American Standard Bible

The oracle concerning the valley of vision What is the matter with you now, that you have all gone up to the housetops?

Onderwerpen

Kruisreferenties

Jeremia 21:13

Ziet, Ik wil aan u, gij inwoneres des dals, gij rots van het plein! spreekt de HEERE; gijlieden, die zegt: Wie zou tegen ons afkomen, of wie zou komen in onze woningen?

Psalmen 125:2

Rondom Jeruzalem zijn bergen; alzo is de HEERE rondom Zijn volk, van nu aan tot in der eeuwigheid.

Jesaja 15:3

Op hun wijken hebben zij zakken aangegord; op hun daken en op hun straten huilen zij altemaal, afgaande met geween.

Joël 3:12

De heidenen zullen zich opmaken, en optrekken naar het dal van Josafat; maar aldaar zal Ik zitten, om te richten alle heidenen van rondom.

Joël 3:14

Menigten, menigten in het dal des dorswagens; want de dag des HEEREN is nabij, in het dal des dorswagens.

Genesis 21:17

En God hoorde de stem van den jongen; en de Engel Gods riep Hagar toe uit den hemel, en zeide tot haar: Wat is u, Hagar? Vrees niet; want God heeft naar des jongens stem gehoord, ter plaatse, waar hij is.

Deuteronomium 22:8

Wanneer gij een nieuw huis zult bouwen, zo zult gij op uw dak een leuning maken; opdat gij geen bloedschuld op uw huis legt, wanneer iemand, vallende, daarvan afviel.

Richteren 18:23

En zij riepen de kinderen van Dan na; dewelke hun aangezichten omkeerden, en zeiden tot Micha: Wat is u, dat gij bijeengeroepen zijt?

1 Samuël 3:1

En de jongeling Samuel diende den HEERE voor het aangezicht van Eli; en het woord des HEEREN was dierbaar in die dagen; er was geen openbaar gezicht.

1 Samuël 11:5

En ziet, Saul kwam achter de runderen uit het veld, en Saul zeide: Wat is den volke, dat zij wenen? Toen vertelden zij hem de woorden der mannen van Jabes.

2 Samuël 14:5

En de koning zeide tot haar: Wat is u? En zij zeide: Zekerlijk, ik ben een weduwvrouw, en mijn man is gestorven.

2 Koningen 6:28

Verder zeide de koning tot haar: Wat is u? En zij zeide: Deze vrouw heeft tot mij gezegd: Geef uw zoon, dat wij hem heden eten, en morgen zullen wij mijn zoon eten.

Psalmen 114:5

Wat was u, gij zee! dat gij vloodt? gij Jordaan! dat gij achterwaarts keerdet?

Psalmen 147:19-20

Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israel Zijn inzettingen en Zijn rechten.

Spreuken 29:18

Als er geen profetie is, wordt het volk ontbloot; maar welgelukzalig is hij, die de wet bewaart.

Jesaja 13:1

De last van Babel, dien Jesaja, de zoon van Amoz, gezien heeft.

Jeremia 48:38

Op alle daken van Moab, en op al haar straten is overal misbaar; want Ik heb Moab verbroken als een vat, waar men geen lust aan heeft, spreekt de HEERE.

Micha 3:6

Daarom zal het nacht voor ulieden worden vanwege het gezicht, en ulieden zal duisternis zijn vanwege de waarzegging; en de zon zal over deze profeten ondergaan; en de dag zal over hen zwart worden.

Romeinen 3:2

Vele in alle manier; want dit is wel het eerste, dat hun de Woorden Gods zijn toebetrouwd.

Romeinen 9:4-5

Welke Israelieten zijn, welker is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving, en de dienst van God, en de beloftenissen;

Vers Info

Context Lezingen

1 De last van het dal des gezichts. Wat is u nu, dat gij altegader op de daken klimt? 2 Gij, die vol van groot gedruis waart, gij woelige stad, gij, vrolijk huppelende stad! Uw verslagenen zijn niet verslagen met het zwaard, noch gestorven in den strijd.


Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org