2 Ook sloeg hij de Moabieten, en mat hen met een snoer, doende hen ter aarde nederliggen; en hij mat met twee snoeren om te doden, en met een vol snoer om in het leven te laten. Alzo werden de Moabieten David tot knechten, brengende geschenken.
2 He defeated Moab, and measured them with the line, making them lie down on the ground; and he measured two lines to put to death and one full line to keep alive. And the Moabites became servants to David, bringing tribute.
4 En David nam hem duizend wagens af, en zevenhonderd ruiteren, en twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde alle wagenpaarden, en hield daarvan honderd wagenen over.
4 David captured from him 1,700 horsemen and 20,000 foot soldiers; and David hamstrung the chariot horses, but reserved enough of them for 100 chariots.
6 En David legde bezettingen in Syrie van Damaskus, en de Syriers werden David tot knechten, brengende geschenken; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog.
6 Then David put garrisons among the Arameans of Damascus, and the Arameans became servants to David, bringing tribute. And the Lord helped David wherever he went.
10 Zo zond Thoi zijn zoon Joram tot den koning David, om hem te vragen naar zijn welstand, en om hem te zegenen, vanwege dat hij tegen Hadad-ezer gekrijgd en hem geslagen had, (want Hadad-ezer voerde steeds krijg tegen Thoi); en in zijn hand waren zilveren vaten, en gouden vaten, en koperen vaten;
10 Toi sent Joram his son to King David to greet him and bless him, because he had fought against Hadadezer and defeated him; for Hadadezer had been at war with Toi. And Joram brought with him articles of silver, of gold and of bronze.
12 Van Syrie, en van Moab, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, en van Amalek, en van den roof van Hadad-ezer, den zoon van Rechob, den koning van Zoba.
12 from Aram and Moab and the sons of Ammon and the Philistines and Amalek, and from the spoil of Hadadezer, son of Rehob, king of Zobah.
14 En hij legde bezettingen in Edom; in gans Edom legde hij bezettingen; en alle Edomieten werden David tot knechten; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog.
14 He put garrisons in Edom. In all Edom he put garrisons, and all the Edomites became servants to David. And the Lord helped David wherever he went.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org