1 Dit nu zijn de namen der stammen. Van het einde noordwaarts, aan de zijde des wegs van Hethlon, waar men komt te Hamath, Hazar-Enon, de landpale van Damaskus, noordwaarts aan de zijde van Hamath (ook zal hij den oosterhoek en westerhoek hebben), zal Dan een snoer hebben.
1 “Now these are the names of the tribes: from the northern extremity, beside the way of Hethlon to Lebo-hamath, as far as Hazar-enan at the border of Damascus, toward the north beside Hamath, running from east to west, Dan, one portion.
8 Aan de landpale nu van Juda, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, zal het hefoffer zijn, dat gijlieden zult offeren, vijf en twintig duizend meetrieten in breedte, en de lengte, als van een der andere delen, van den oosterhoek tot den westerhoek toe; en het heiligdom zal in het midden deszelven zijn.
8 “And beside the border of Judah, from the east side to the west side, shall be the allotment which you shall set apart, 25,000 cubits in width, and in length like one of the portions, from the east side to the west side; and the sanctuary shall be in the middle of it.
10 En daarin zal het heilig hefoffer zijn voor de priesteren, noordwaarts de lengte van vijf en twintig duizend, en westwaarts de breedte van tien duizend, en oostwaarts, de breedte van tien duizend, en zuidwaarts de lengte van vijf en twintig duizend; en het heiligdom des HEEREN zal in het midden deszelven zijn.
10 The holy allotment shall be for these, namely for the priests, toward the north 25,000 cubits in length, toward the west 10,000 in width, toward the east 10,000 in width, and toward the south 25,000 in length; and the sanctuary of the Lord shall be in its midst.
11 Het zal zijn voor de priesteren, die geheiligd zijn uit de kinderen van Zadok, die Mijn wacht hebben waargenomen; die niet gedwaald hebben, als de kinderen Israels dwaalden; gelijk als de andere Levieten gedwaald hebben.
11 It shall be for the priests who are sanctified of the sons of Zadok, who have kept My charge, who did not go astray when the sons of Israel went astray as the Levites went astray.
13 Voorts zullen de Levieten tegenover de landpale der priesteren hebben de lengte van vijf en twintig duizend, en de breedte van tien duizend; de ganse lengte zal zijn vijf en twintig duizend, en de breedte tien duizend.
13 Alongside the border of the priests the Levites shall have 25,000 cubits in length and 10,000 in width. The whole length shall be 25,000 cubits and the width 10,000.
15 Maar de vijf duizend, dat is hetgeen overgelaten is in de breedte, voor aan de vijf en twintig duizend, dat zal onheilig zijn, voor de stad, tot bewoning en tot voorsteden; en de stad zal in het midden daarvan zijn.
15 “The remainder, 5,000 cubits in width and 25,000 in length, shall be for common use for the city, for dwellings and for open spaces; and the city shall be in its midst.
16 En dit zullen haar maten zijn: de noorderhoek, vier duizend en vijfhonderd meetrieten; en de zuiderhoek vier duizend en vijfhonderd en van den oosterhoek vier duizend en vijfhonderd; en de westerhoek vier duizend en vijfhonderd.
16 These shall be its measurements: the north side 4,500 cubits, the south side 4,500 cubits, the east side 4,500 cubits, and the west side 4,500 cubits.
17 De voorsteden nu der stad zullen zijn, noordwaarts tweehonderd en vijftig, en zuidwaarts tweehonderd en vijftig, en oostwaarts tweehonderd en vijftig, en westwaarts tweehonderd en vijftig.
17 The city shall have open spaces: on the north 250 cubits, on the south 250 cubits, on the east 250 cubits, and on the west 250 cubits.
18 En het overgelatene in de lengte, tegenover het heilig hefoffer, zal zijn tien duizend oostwaarts, en tien duizend westwaarts; en het zal tegenover het heilig hefoffer zijn; en de inkomst daarvan zal wezen tot onderhoud voor degenen, die de stad dienen.
18 The remainder of the length alongside the holy allotment shall be 10,000 cubits toward the east and 10,000 toward the west; and it shall be alongside the holy allotment. And its produce shall be food for the workers of the city.
20 Het ganse hefoffer zal zijn van vijf en twintig duizend meetrieten, met vijf en twintig duizend; vierkant zult gijlieden het heilig hefoffer offeren, met de bezitting der stad.
20 The whole allotment shall be 25,000 by 25,000 cubits; you shall set apart the holy allotment, a square, with the property of the city.
21 En het overgelatene zal voor den vorst zijn, van deze en van gene zijde des heiligen hefoffers, en van de bezitting der stad, voor aan de vijf en twintig duizend meetrieten des hefoffers, tot aan de oosterlandpale en westerlandpale, voor aan de vijf en twintig duizend aan de westerlandpale, tegenover de andere delen, dat zal voor den vorst zijn; en het heilig hefoffer, en het heiligdom des huizes, zal in het midden daarvan zijn.
21 “The remainder shall be for the prince, on the one side and on the other of the holy allotment and of the property of the city; in front of the 25,000 cubits of the allotment toward the east border and westward in front of the 25,000 toward the west border, alongside the portions, it shall be for the prince. And the holy allotment and the sanctuary of the house shall be in the middle of it.
22 Van de bezitting nu der Levieten, en van de bezitting der stad af, zijnde in het midden van hetgeen des vorsten zal zijn; wat tussen de landpale van Juda, en tussen de landpale van Benjamin is, zal des vorsten zijn.
22 Exclusive of the property of the Levites and the property of the city, which are in the middle of that which belongs to the prince, everything between the border of Judah and the border of Benjamin shall be for the prince.
28 Aan de landpale nu van Gad, aan den zuiderhoek zuidwaarts, daar zal de landpale zijn van Thamar af, naar het twistwater van Kades, voorts naar de beek henen, tot aan de grote zee.
28 And beside the border of Gad, at the south side toward the south, the border shall be from Tamar to the waters of Meribath-kadesh, to the brook of Egypt, to the Great Sea.
31 En de poorten der stad zullen zijn naar de namen der stammen Israels; drie poorten noordwaarts; een poort van Ruben, een poort van Juda, een poort van Levi.
31 shall be the gates of the city, named for the tribes of Israel, three gates toward the north: the gate of Reuben, one; the gate of Judah, one; the gate of Levi, one.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org