4 En Mijn oog zal u niet verschonen, en Ik zal niet sparen; maar Ik zal uw wegen op u brengen, en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn, en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben.
4 For My eye will have no pity on you, nor will I spare you, but I will bring your ways upon you, and your abominations will be among you; then you will know that I am the Lord!’
8 Nu zal Ik in kort Mijn grimmigheid over u uitgieten, en Mijn toorn tegen u volbrengen, en u richten naar uw wegen, en zal op u brengen al uw gruwelen.
8 Now I will shortly pour out My wrath on you and spend My anger against you; judge you according to your ways and bring on you all your abominations.
9 En Mijn oog zal niet verschonen, en Ik zal niet sparen; Ik zal u geven naar uw wegen, en uw gruwelen zullen in het midden van u zijn; en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE ben, Die slaat.
9 My eye will show no pity nor will I spare. I will repay you according to your ways, while your abominations are in your midst; then you will know that I, the Lord, do the smiting.
11 Het geweld is opgerezen tot een roede der goddeloosheid; niets van hen zal overblijven, noch van hun menigte, noch van hun gedruis, en geen klage zal over hen zijn.
11 Violence has grown into a rod of wickedness. None of them shall remain, none of their people, none of their wealth, nor anything eminent among them.
12 De tijd is gekomen, de dag is genaakt; de koper zij niet blijde, en de verkoper bedrijve geen rouw; want een brandende toorn is over de gehele menigte van het land.
12 The time has come, the day has arrived. Let not the buyer rejoice nor the seller mourn; for wrath is against all their multitude.
13 Want de verkoper zal tot het verkochte niet wederkeren, ofschoon hun leven nog onder de levenden ware; overmits het gezicht, aangaande de gehele menigte van het land, niet zal terugkeren; en niemand zal door zijn ongerechtigheid zijn leven sterken.
13 Indeed, the seller will not regain what he sold as long as they both live; for the vision regarding all their multitude will not be averted, nor will any of them maintain his life by his iniquity.
14 Zij hebben met de trompet getrompet, en hebben alles bereid, maar niemand trekt ten strijde; want Mijn brandende toorn is over de gehele menigte van het land.
14 ‘They have blown the trumpet and made everything ready, but no one is going to the battle, for My wrath is against all their multitude.
15 Het zwaard is buiten, en de pest, en de honger van binnen; die op het veld is, zal door het zwaard sterven, en die in de stad is, dien zal de honger en de pest verteren.
15 The sword is outside and the plague and the famine are within. He who is in the field will die by the sword; famine and the plague will also consume those in the city.
16 En hun ontkomenden zullen wel ontkomen, maar zij zullen op de bergen zijn, zij allen zullen zijn gelijk duiven der dalen, kermende, een ieder om zijn ongerechtigheid.
16 Even when their survivors escape, they will be on the mountains like doves of the valleys, all of them mourning, each over his own iniquity.
19 Zij zullen hun zilver op de straten werpen, en hun goud zal tot onreinigheid zijn; hun zilver en hun goud zal hen niet kunnen uithelpen ten dage der verbolgenheid des HEEREN; hun ziel zullen zij niet verzadigen, en hun ingewanden zullen zij niet vullen; want het zal de aanstoot hunner ongerechtigheid zijn.
19 They will fling their silver into the streets and their gold will become an abhorrent thing; their silver and their gold will not be able to deliver them in the day of the wrath of the Lord. They cannot satisfy their appetite nor can they fill their stomachs, for their iniquity has become an occasion of stumbling.
20 En Hij heeft de schoonheid Zijns sieraads ter overtreffelijkheid gezet; maar zij hebben daarin beelden hunner gruwelen en hunner verfoeiselen gemaakt; daarom heb Ik dat hun tot onreinigheid gesteld.
20 They transformed the beauty of His ornaments into pride, and they made the images of their abominations and their detestable things with it; therefore I will make it an abhorrent thing to them.
24 Daarom zal Ik de kwaadste der heidenen doen komen, die hun huizen erfelijk bezitten zullen, en zal den hoogmoed der sterken doen ophouden, en die hen heiligen, zullen ontheiligd worden.
24 Therefore, I will bring the worst of the nations, and they will possess their houses. I will also make the pride of the strong ones cease, and their holy places will be profaned.
26 Ellende zal op ellende komen, en er zal gerucht op gerucht wezen; dan zullen zij het gezicht van een profeet zoeken; maar de wet zal vergaan van den priester, en de raad van de oudsten.
26 Disaster will come upon disaster and rumor will be added to rumor; then they will seek a vision from a prophet, but the law will be lost from the priest and counsel from the elders.
27 De koning zal rouw bedrijven, en de vorsten zullen met verwoesting bekleed zijn, en de handen van het volk des lands zullen beroerd zijn; Ik zal hun doen naar hun weg, en met hun rechten zal Ik ze richten; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
27 The king will mourn, the prince will be clothed with horror, and the hands of the people of the land will tremble. According to their conduct I will deal with them, and by their judgments I will judge them. And they will know that I am the Lord.’”
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org