3 Ik ben een Joods man, en te Tarsen in Cilicie geboren, opgevoed in deze stad, aan de voeten van Gamaliel onderwezen naar de bescheidenste wijze der vaderlijke wet, zijnde een ijveraar Gods, gelijkerwijs gij allen heden zijt;
3 “I am a Jew, born in Tarsus of Cilicia, but brought up in this city, educated under Gamaliel, strictly according to the law of our fathers, being zealous for God just as you all are today.
5 Gelijk mij ook de hogepriester getuige is, en de gehele raad der ouderlingen; van dewelke ik ook brieven genomen hebbende tot de broeders, ben naar Damaskus gereisd, om ook degenen, die daar waren, gebonden te brengen naar Jeruzalem, opdat zij gestraft zouden worden.
5 as also the high priest and all the Council of the elders can testify. From them I also received letters to the brethren, and started off for Damascus in order to bring even those who were there to Jerusalem as prisoners to be punished.
10 En ik zeide: Heere! wat zal ik doen? En de Heere zeide tot mij: Sta op, en ga heen naar Damaskus; en aldaar zal met u gesproken worden, van al hetgeen u geordineerd is te doen.
10 And I said, ‘What shall I do, Lord?’ And the Lord said to me, ‘Get up and go on into Damascus, and there you will be told of all that has been appointed for you to do.’
14 En hij zeide: De God onzer vaderen heeft u te voren verordineerd, om Zijn wil te kennen, en den Rechtvaardige te zien, en de stem uit Zijn mond te horen.
14 And he said, ‘The God of our fathers has appointed you to know His will and to see the Righteous One and to hear an utterance from His mouth.
20 En toen het bloed van Stefanus, Uw getuige, vergoten werd, dat ik daar ook bij stond, en mede een welbehagen had in zijn dood, en de klederen bewaarde dergenen, die hem doodden.
20 And when the blood of Your witness Stephen was being shed, I also was standing by approving, and watching out for the coats of those who were slaying him.’
22 Zij hoorden hem nu tot dit woord toe; en zij verhieven hun stem, zeggende: Weg van de aarde met zulk een, want het is niet behoorlijk, dat hij leve.
22 They listened to him up to this statement, and then they raised their voices and said, “Away with such a fellow from the earth, for he should not be allowed to live!”
24 Zo beval de overste, dat men hem in de legerplaats zou brengen, en zeide, dat men hem met geselen onderzoeken zou, opdat hij verstaan mocht, om wat oorzaak zij alzo over hem riepen.
24 the commander ordered him to be brought into the barracks, stating that he should be examined by scourging so that he might find out the reason why they were shouting against him that way.
25 En alzo zij hem met de riemen uitrekten, zeide Paulus tot den hoofdman over honderd, die daar stond: Is het ulieden geoorloofd een Romeinsen mens, en dien onveroordeeld, te geselen?
25 But when they stretched him out with thongs, Paul said to the centurion who was standing by, “Is it lawful for you to scourge a man who is a Roman and uncondemned?”
29 Terstond dan lieten zij van hem af, die hem zouden onderzocht hebben. En de overste werd ook bevreesd, toen hij verstond, dat hij een Romein was, en dat hij hem had gebonden.
29 Therefore those who were about to examine him immediately let go of him; and the commander also was afraid when he found out that he was a Roman, and because he had put him in chains.
30 En des anderen daags, willende de zekerheid weten, waarom hij van de Joden beschuldigd werd, maakte hij hem los van de banden, en beval, dat de overpriesters en hun gehele raad zouden komen; en Paulus afgebracht hebbende, stelde hij hem voor hen.
30 But on the next day, wishing to know for certain why he had been accused by the Jews, he released him and ordered the chief priests and all the Council to assemble, and brought Paul down and set him before them.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org