5 Zij zijn gelijk een palmboom van dicht werk, maar kunnen niet spreken; zij moeten gedragen worden, want zij kunnen niet gaan; vreest niet voor hen, want zij kunnen geen kwaad doen, ook is er geen goeddoen bij hen.
5 “Like a scarecrow in a cucumber field are they,And they cannot speak;They must be carried,Because they cannot walk!Do not fear them,For they can do no harm,Nor can they do any good.”
7 Wie zou U niet vrezen, Gij Koning der heidenen? Want het komt U toe; omdat toch onder alle wijzen der heidenen, en in hun ganse koninkrijk, niemand U gelijk is.
7 Who would not fear You, O King of the nations?Indeed it is Your due!For among all the wise men of the nationsAnd in all their kingdoms,There is none like You.
9 Uitgerekt zilver wordt van Tarsis gebracht, en goud van Ufaz, tot een werk des werkmeesters en van de handen des goudsmids; hemelsblauw en purper is hun kleding, een werk der wijzen zijn zij al te zamen.
9 Beaten silver is brought from Tarshish,And gold from Uphaz,The work of a craftsman and of the hands of a goldsmith;Violet and purple are their clothing;They are all the work of skilled men.
10 Maar de HEERE God is de Waarheid, Hij is de levende God, en een eeuwig Koning; van Zijn verbolgenheid beeft de aarde, en de heidenen kunnen Zijn gramschap niet verdragen.
10 But the Lord is the true God;He is the living God and the everlasting King.At His wrath the earth quakes,And the nations cannot endure His indignation.
13 Als Hij Zijn stem geeft, zo is er een gedruis van wateren in den hemel, en Hij doet de dampen opklimmen van het einde der aarde; Hij maakt de bliksemen met den regen, en doet den wind voortkomen uit Zijn schatkameren.
13 When He utters His voice, there is a tumult of waters in the heavens,And He causes the clouds to ascend from the end of the earth;He makes lightning for the rain,And brings out the wind from His storehouses.
14 Een ieder mens is onvernuftig geworden, zodat hij geen wetenschap heeft, een ieder goudsmid is beschaamd van het gesneden beeld; want zijn gegoten beeld is leugen; en er is geen geest in hen.
14 Every man is stupid, devoid of knowledge;Every goldsmith is put to shame by his idols;For his molten images are deceitful,And there is no breath in them.
20 Mijn tent is verstoord, en al mijn zelen zijn verscheurd; mijn kinderen zijn van mij uitgegaan, en zij zijn er niet; er is niemand meer, die mijn tent uitspant, en mijn gordijnen opricht.
20 My tent is destroyed,And all my ropes are broken;My sons have gone from me and are no more.There is no one to stretch out my tent againOr to set up my curtains.
22 Ziet, er komt een stem des geruchts, en een groot beven uit het land van het noorden; dat men de steden van Juda zal stellen tot een verwoesting, een woning der draken.
22 The sound of a report! Behold, it comes—A great commotion out of the land of the north—To make the cities of JudahA desolation, a haunt of jackals.
25 Stort Uw grimmigheid uit over de heidenen, die U niet kennen, en over de geslachten, die Uw Naam niet aanroepen; want zij hebben Jakob opgegeten, ja, zij hebben hem opgegeten, en hem verteerd, en zijn woning verwoest.
25 Pour out Your wrath on the nations that do not know YouAnd on the families that do not call Your name;For they have devoured Jacob;They have devoured him and consumed himAnd have laid waste his habitation.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org