1 Want de HEERE zal Zich over Jakob ontfermen, en Hij zal Israel nog verkiezen, en Hij zal hen in hun land zetten; en de vreemdeling zal zich tot hen vervoegen, en zij zullen het huis van Jakob aanhangen.
1 When the Lord will have compassion on Jacob and again choose Israel, and settle them in their own land, then strangers will join them and attach themselves to the house of Jacob.
2 En de volken zullen hen aannemen, en in hun plaats brengen; en het huis Israels zal hen erfelijk bezitten in het land des HEEREN tot knechten en tot maagden; en zij zullen gevangen houden degenen, die hen gevangen hielden, en zij zullen heersen over hun drijvers.
2 The peoples will take them along and bring them to their place, and the house of Israel will possess them as an inheritance in the land of the Lord as male servants and female servants; and they will take their captors captive and will rule over their oppressors.
3 En het zal geschieden ten dage, wanneer u de HEERE rust geven zal van uw smart, en van uw beroering, en van de harde dienstbaarheid, waarin men u heeft doen dienen;
3 And it will be in the day when the Lord gives you rest from your pain and turmoil and harsh service in which you have been enslaved,
9 De hel van onderen was beroerd om uwentwil, om u tegemoet te gaan, als gij kwaamt; zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan.
9 “Sheol from beneath is excited over you to meet you when you come;It arouses for you the spirits of the dead, all the leaders of the earth;It raises all the kings of the nations from their thrones.
13 En zeidet in uw hart: Ik zal ten hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven de sterren Gods verhogen; en ik zal mij zetten op den berg der samenkomst aan de zijden van het noorden.
13 “But you said in your heart,‘I will ascend to heaven;I will raise my throne above the stars of God,And I will sit on the mount of assemblyIn the recesses of the north.
19 Maar gij zijt verworpen van uw graf, als een gruwelijke scheut, als een kleed der gedoden, die met het zwaard doorstoken zijn; als die nederdalen in een steenkuil, als een vertreden dood lichaam.
19 “But you have been cast out of your tombLike a rejected branch,Clothed with the slain who are pierced with a sword,Who go down to the stones of the pitLike a trampled corpse.
20 Gij zult bij dezelve niet gevoegd worden in de begrafenis; want gij hebt uw land verdorven, en uw volk gedood; het zaad der boosdoeners zal in der eeuwigheid niet genoemd worden.
20 “You will not be united with them in burial,Because you have ruined your country,You have slain your people.May the offspring of evildoers not be mentioned forever.
21 Maakt de slachting voor zijn kinderen gereed, om hunner vaderen ongerechtigheid wil; dat zij niet opstaan, en de aarde erven, en de wereld vervullen met steden;
21 “Prepare for his sons a place of slaughterBecause of the iniquity of their fathers.They must not arise and take possession of the earthAnd fill the face of the world with cities.”
22 Want Ik zal tegen hen opstaan, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal van Babel uitroeien den naam en het overblijfsel, en den zoon en den zoonszoon, spreekt de HEERE.
22 “I will rise up against them,” declares the Lord of hosts, “and will cut off from Babylon name and survivors, offspring and posterity,” declares the Lord.
23 En Ik zal hen stellen tot een erve der nachtuilen, en tot waterpoelen; en Ik zal hen met een bezem des verderfs uitvagen, spreekt de HEERE der heirscharen.
23 “I will also make it a possession for the hedgehog and swamps of water, and I will sweep it with the broom of destruction,” declares the Lord of hosts.
25 Dat Ik Assur in Mijn land zal verbreken, en hem op Mijn bergen vertreden; opdat zijn juk van hen afwijke, en zijn last van hun schouder wijke.
25 to break Assyria in My land, and I will trample him on My mountains. Then his yoke will be removed from them and his burden removed from their shoulder.
29 Verheug u niet, gij gans Palestina! dat de roede die u sloeg, gebroken is; want uit de wortel der slang zal een basilisk voortkomen, en haar vrucht zal een vurige vliegende draak zijn.
29 “Do not rejoice, O Philistia, all of you,Because the rod that struck you is broken;For from the serpent’s root a viper will come out,And its fruit will be a flying serpent.
30 En de eerstgeborenen der armen zullen weiden, en de nooddruftigen zullen zeker nederliggen; uw wortel daarentegen zal Ik door den honger doden, en uw overblijfsel zal hij ombrengen.
30 “Those who are most helpless will eat,And the needy will lie down in security;I will destroy your root with famine,And it will kill off your survivors.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org