1 Want ziet, de Heere, HEERE der heirscharen, zal van Jeruzalem en van Juda wegnemen den stok en den staf, allen stok des broods, en allen stok des waters;
1 For behold, the Lord God of hosts is going to remove from Jerusalem and JudahBoth supply and support, the whole supply of breadAnd the whole supply of water;
5 En het volk zal gedrongen worden, de een zal zijn tegen den ander, en een iegelijk tegen zijn naaste; de jongeling zal stout zijn tegen den oude, de verachte tegen den eerlijke.
5 And the people will be oppressed,Each one by another, and each one by his neighbor;The youth will storm against the elderAnd the inferior against the honorable.
6 Wanneer iemand zijn broeder uit het huis zijns vaders zal aangrijpen, zeggende: Gij hebt een kleed, wees ons ten overste, laat toch dezen aanstoot onder uw hand wezen;
6 When a man lays hold of his brother in his father’s house, saying,“You have a cloak, you shall be our ruler,And these ruins will be under your charge,”
7 Zo zal hij in dien dag zijn hand opheffen, zeggende: Ik kan geen heelmeester wezen; er is ook geen brood en geen kleed in mijn huis; zet mij niet tot een overste des volks.
7 He will protest on that day, saying,“I will not be your healer,For in my house there is neither bread nor cloak;You should not appoint me ruler of the people.”
8 Want Jeruzalem heeft aangestoten, en Juda is gevallen, dewijl hun tong en handelingen tegen den HEERE zijn, om de ogen Zijner heerlijkheid te verbitteren.
8 For Jerusalem has stumbled and Judah has fallen,Because their speech and their actions are against the Lord,To rebel against His glorious presence.
9 Het gelaat huns aangezichts getuigt tegen hen, en hun zonden spreken zij vrij uit, gelijk Sodom; zij verbergen ze niet. Wee hunlieder ziel; want zij doen zichzelven kwaad.
9 The expression of their faces bears witness against them,And they display their sin like Sodom;They do not even conceal it.Woe to them!For they have brought evil on themselves.
12 De drijvers Mijns volks zijn kinderen, en vrouwen heersen over hetzelve. O Mijn volk! die u leiden, verleiden u, en den weg uwer paden slokken zij in.
12 O My people! Their oppressors are children,And women rule over them.O My people! Those who guide you lead you astrayAnd confuse the direction of your paths.
14 De HEERE komt ten gerichte tegen de oudsten Zijns volks en deszelfs vorsten, want gijlieden hebt dezen wijngaard verteerd; de roof des ellendigen is in uwe huizen.
14 The Lord enters into judgment with the elders and princes of His people,“It is you who have devoured the vineyard;The plunder of the poor is in your houses.
16 Verder zegt de HEERE: Daarom dat de dochteren van Sion zich verheffen, en gaan met uitgestrekten hals, en lonken met de ogen, al gaande en trippelende daarhenen treden, en alsof haar voeten gebonden waren.
16 Moreover, the Lord said, “Because the daughters of Zion are proudAnd walk with heads held high and seductive eyes,And go along with mincing stepsAnd tinkle the bangles on their feet,
24 En het zal geschieden, dat er voor specerij stank zal zijn, en lossigheid voor een gordel, en kaalheid in plaats van haarvlechten, en omgording eens zaks in plaats van een wijden rok, en verbranding in plaats van schoonheid.
24 Now it will come about that instead of sweet perfume there will be putrefaction;Instead of a belt, a rope;Instead of well-set hair, a plucked-out scalp;Instead of fine clothes, a donning of sackcloth;And branding instead of beauty.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org