1 De mens, van een vrouw geboren, is kort van dagen, en zat van onrust.

1 “Man, who is born of woman,Is short-lived and full of turmoil.

2 Hij komt voort als een bloem, en wordt afgesneden; ook vlucht hij als een schaduw, en bestaat niet.

2 “Like a flower he comes forth and withers.He also flees like a shadow and does not remain.

3 Nog doet Gij Uw ogen over zulk een open; en Gij betrekt mij in het gericht met U.

3 “You also open Your eyes on himAnd bring him into judgment with Yourself.

4 Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet een.

4 “Who can make the clean out of the unclean?No one!

5 Dewijl zijn dagen bestemd zijn, het getal zijner maanden bij U is, en Gij zijn bepalingen gemaakt hebt, die hij niet overgaan zal;

5 “Since his days are determined,The number of his months is with You;And his limits You have set so that he cannot pass.

6 Wend U van hem af, dat hij rust hebbe, totdat hij als een dagloner aan zijn dag een welgevallen hebbe.

6 “Turn Your gaze from him that he may rest,Until he fulfills his day like a hired man.

7 Want voor een boom, als hij afgehouwen wordt, is er verwachting, dat hij zich nog zal veranderen, en zijn scheut niet zal ophouden.

7 “For there is hope for a tree,When it is cut down, that it will sprout again,And its shoots will not fail.

8 Indien zijn wortel in de aarde veroudert, en zijn stam in het stof versterft;

8 “Though its roots grow old in the groundAnd its stump dies in the dry soil,

9 Hij zal van den reuk der wateren weder uitspruiten, en zal een tak maken, gelijk een plant.

9 At the scent of water it will flourishAnd put forth sprigs like a plant.

10 Maar een man sterft, als hij verzwakt is, en de mens geeft den geest, waar is hij dan?

10 “But man dies and lies prostrate.Man expires, and where is he?

11 De wateren verlopen uit een meer, en een rivier droogt uit en verdort;

11 “As water evaporates from the sea,And a river becomes parched and dried up,

12 Alzo ligt de mens neder, en staat niet op; totdat de hemelen niet meer zijn, zullen zij niet opwaken, noch uit hun slaap opgewekt worden.

12 So man lies down and does not rise.Until the heavens are no longer,He will not awake nor be aroused out of his sleep.

13 Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart!

13 “Oh that You would hide me in Sheol,That You would conceal me until Your wrath returns to You,That You would set a limit for me and remember me!

14 Als een man gestorven is, zal hij weder leven? Ik zou al de dagen mijns strijds hopen, totdat mijn verandering komen zou.

14 “If a man dies, will he live again?All the days of my struggle I will waitUntil my change comes.

15 Dat Gij zoudt roepen, en ik U zou antwoorden, dat Gij tot het werk Uwer handen zoudt begerig zijn.

15 “You will call, and I will answer You;You will long for the work of Your hands.

16 Maar nu telt Gij mijn treden; Gij bewaart mij niet om mijner zonden wil.

16 “For now You number my steps,You do not observe my sin.

17 Mijn overtreding is in een bundeltje verzegeld, en Gij pakt mijn ongerechtigheid opeen.

17 “My transgression is sealed up in a bag,And You wrap up my iniquity.

18 En voorwaar, een berg vallende vergaat, en een rots wordt versteld uit haar plaats;

18 “But the falling mountain crumbles away,And the rock moves from its place;

19 De wateren vermalen de stenen, het stof der aarde overstelpt het gewas, dat van zelf daaruit voortkomt; alzo verderft Gij de verwachting des mensen.

19 Water wears away stones,Its torrents wash away the dust of the earth;So You destroy man’s hope.

20 Gij overweldigt hem in eeuwigheid, en hij gaat heen; veranderende zijn gelaat, zo zendt Gij hem weg.

20 “You forever overpower him and he departs;You change his appearance and send him away.

21 Zijn kinderen komen tot eer, en hij weet het niet; of zij worden klein, en hij let niet op hen.

21 “His sons achieve honor, but he does not know it;Or they become insignificant, but he does not perceive it.

22 Maar zijn vlees, nog aan hem zijnde, heeft smart; en zijn ziel, in hem zijnde, heeft rouw.

22 “But his body pains him,And he mourns only for himself.”

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org