2 Neem Aaron en zijn zonen met hem, en de klederen, en de zalfolie, daartoe den var des zondoffers, en de twee rammen, en den korf van de ongezuurde broden;
2 “Take Aaron and his sons with him, and the garments and the anointing oil and the bull of the sin offering, and the two rams and the basket of unleavened bread,
7 Daar deed hij hem den rok aan, en gordde hem met den gordel, en trok hem den mantel aan; en deed hij hem den efod aan, en gordde dien met de kunstelijken riem des efods, en ombond hem daarmede.
7 He put the tunic on him and girded him with the sash, and clothed him with the robe and put the ephod on him; and he girded him with the artistic band of the ephod, with which he tied it to him.
9 En hij zette den hoed op zijn hoofd; en aan den hoed boven zijn aangezicht zette hij de gouden plaat, de kroon der heiligheid, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
9 He also placed the turban on his head, and on the turban, at its front, he placed the golden plate, the holy crown, just as the Lord had commanded Moses.
11 En hij sprengde daarvan op het altaar zevenmaal; en hij zalfde het altaar, en al zijn gereedschap, mitsgaders het wasvat en zijn voet, om die te heiligen.
11 He sprinkled some of it on the altar seven times and anointed the altar and all its utensils, and the basin and its stand, to consecrate them.
13 Ook deed Mozes de zonen van Aaron naderen, en trok hun rokken aan, en gordde hen met een gordel, en bond hun mutsen op, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
13 Next Moses had Aaron’s sons come near and clothed them with tunics, and girded them with sashes and bound caps on them, just as the Lord had commanded Moses.
15 En men slachtte hem; en Mozes nam het bloed, en deed het met zijn vinger rondom op de hoornen des altaars, en ontzondigde het altaar; daarna goot hij het bloed uit aan den bodem des altaars, en heiligde het, om voor hetzelve verzoening te doen.
15 Next Moses slaughtered it and took the blood and with his finger put some of it around on the horns of the altar, and purified the altar. Then he poured out the rest of the blood at the base of the altar and consecrated it, to make atonement for it.
16 Voorts nam hij al het vet, dat aan het ingewand is, en het net der lever, en de twee nieren en haar vet; en Mozes stak het aan op het altaar.
16 He also took all the fat that was on the entrails and the lobe of the liver, and the two kidneys and their fat; and Moses offered it up in smoke on the altar.
21 Doch het ingewand en de schenkelen wies hij met water; en Mozes stak dien gehelen ram aan op het altaar; het was een brandoffer tot een liefelijken reuk, een vuuroffer was het den HEERE, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
21 After he had washed the entrails and the legs with water, Moses offered up the whole ram in smoke on the altar. It was a burnt offering for a soothing aroma; it was an offering by fire to the Lord, just as the Lord had commanded Moses.
23 En men slachtte hem; en Mozes nam van zijn bloed, en deed het op het lapje van Aarons rechteroor, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten teen van zijn rechtervoet.
23 Moses slaughtered it and took some of its blood and put it on the lobe of Aaron’s right ear, and on the thumb of his right hand and on the big toe of his right foot.
24 Hij deed ook de zonen van Aaron naderen; en Mozes deed van dat bloed op het lapje van hun rechteroor, en op den duim van hun rechterhand, en op den groten teen van hun rechtervoet; daarna sprengde Mozes dat bloed rondom op het altaar.
24 He also had Aaron’s sons come near; and Moses put some of the blood on the lobe of their right ear, and on the thumb of their right hand and on the big toe of their right foot. Moses then sprinkled the rest of the blood around on the altar.
25 En hij nam het vet, en den staart, en al het vet, dat aan het ingewand is, en het net der lever, en de beide nieren, en haar vet, daartoe den rechterschouder.
25 He took the fat, and the fat tail, and all the fat that was on the entrails, and the lobe of the liver and the two kidneys and their fat and the right thigh.
26 Ook nam hij uit den korf van de ongezuurde broden, die voor het aangezicht des HEEREN was, een ongezuurde koek, en een geolieden broodkoek, en een vlade; en hij legde ze op dat vet, en op den rechterschouder.
26 From the basket of unleavened bread that was before the Lord, he took one unleavened cake and one cake of bread mixed with oil and one wafer, and placed them on the portions of fat and on the right thigh.
28 Daarna nam Mozes ze uit hun handen, en stak ze aan op het altaar, op het brandoffer; zij waren vulofferen tot een liefelijken reuk; het was een vuuroffer den HEERE.
28 Then Moses took them from their hands and offered them up in smoke on the altar with the burnt offering. They were an ordination offering for a soothing aroma; it was an offering by fire to the Lord.
29 Voorts nam Mozes de borst, en bewoog ze ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; zij werd Mozes ten dele van den ram des vuloffers, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
29 Moses also took the breast and presented it for a wave offering before the Lord; it was Moses’ portion of the ram of ordination, just as the Lord had commanded Moses.
30 Mozes nam ook van de zalfolie, en van het bloed, hetwelk op het altaar was, en sprengde het op Aaron, op zijn klederen, en op zijn zonen, en op de klederen zijner zonen met hem; en hij heiligde Aaron, zijn klederen, en zijn zonen, en de klederen zijner zonen met hem.
30 So Moses took some of the anointing oil and some of the blood which was on the altar and sprinkled it on Aaron, on his garments, on his sons, and on the garments of his sons with him; and he consecrated Aaron, his garments, and his sons, and the garments of his sons with him.
31 En Mozes zeide tot Aaron en tot zijn zonen: Ziedt dat vlees voor de deur van de tent der samenkomst, en eet hetzelve daar, mitsgaders het brood, dat in den korf des vuloffers is; gelijk als ik geboden heb, zeggende: Aaron en zijn zonen zullen dat eten.
31 Then Moses said to Aaron and to his sons, “Boil the flesh at the doorway of the tent of meeting, and eat it there together with the bread which is in the basket of the ordination offering, just as I commanded, saying, ‘Aaron and his sons shall eat it.’
33 Ook zult gij uit de deur van de tent der samenkomst, zeven dagen, niet uitgaan, tot aan den dag, dat vervuld worden de dagen uws vuloffers; want zeven dagen zal men uw handen vullen.
33 You shall not go outside the doorway of the tent of meeting for seven days, until the day that the period of your ordination is fulfilled; for he will ordain you through seven days.
35 Gij zult dan aan de deur van de tent der samenkomst blijven, dag en nacht, zeven dagen, en zult de wacht des HEEREN waarnemen, opdat gij niet sterft; want alzo is het mij geboden.
35 At the doorway of the tent of meeting, moreover, you shall remain day and night for seven days and keep the charge of the Lord, so that you will not die, for so I have been commanded.”
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org