1 En de HEERE zeide tot mij: Ga wederom henen, bemin een vrouw, die, bemind zijnde van haar vriend, nochtans overspel doet; gelijk de HEERE de kinderen Israels bemint, maar zij zien om, naar andere goden, en beminnen de flessen der druiven.
1 Then the Lord said to me, “Go again, love a woman who is loved by her husband, yet an adulteress, even as the Lord loves the sons of Israel, though they turn to other gods and love raisin cakes.”
4 Want de kinderen Israels zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim.
4 For the sons of Israel will remain for many days without king or prince, without sacrifice or sacred pillar and without ephod or household idols.
5 Daarna zullen zich de kinderen Israels bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun koning; en zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.
5 Afterward the sons of Israel will return and seek the Lord their God and David their king; and they will come trembling to the Lord and to His goodness in the last days.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org