1 En de HEERE zeide tot mij: Ga wederom henen, bemin een vrouw, die, bemind zijnde van haar vriend, nochtans overspel doet; gelijk de HEERE de kinderen Israels bemint, maar zij zien om, naar andere goden, en beminnen de flessen der druiven.

1 Then the Lord said to me, “Go again, love a woman who is loved by her husband, yet an adulteress, even as the Lord loves the sons of Israel, though they turn to other gods and love raisin cakes.”

2 En ik kocht ze mij voor vijftien zilverlingen, en een homer gerst, en een halven homer gerst.

2 So I bought her for myself for fifteen shekels of silver and a homer and a half of barley.

3 En ik zeide tot haar: Gij zult vele dagen na mij blijven zitten (gij zult niet hoereren, noch een anderen man geworden), en ik ook na u.

3 Then I said to her, “You shall stay with me for many days. You shall not play the harlot, nor shall you have a man; so I will also be toward you.”

4 Want de kinderen Israels zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim.

4 For the sons of Israel will remain for many days without king or prince, without sacrifice or sacred pillar and without ephod or household idols.

5 Daarna zullen zich de kinderen Israels bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun koning; en zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.

5 Afterward the sons of Israel will return and seek the Lord their God and David their king; and they will come trembling to the Lord and to His goodness in the last days.

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org