2 En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie, en ziet, een geheel gouden kandelaar, en een oliekruikje boven deszelfs hoofd, en zijn zeven lampen daarop; die lampen hadden zeven en zeven pijpen, dewelke boven zijn hoofd waren;
2 He said to me, “What do you see?” And I said, “I see, and behold, a lampstand all of gold with its bowl on the top of it, and its seven lamps on it with seven spouts belonging to each of the lamps which are on the top of it;
6 Toen antwoordde Hij, en sprak tot mij, zeggende: Dit is het woord des HEEREN tot Zerubbabel, zeggende: Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden, zegt de HEERE der heirscharen.
6 Then he said to me, “This is the word of the Lord to Zerubbabel saying, ‘Not by might nor by power, but by My Spirit,’ says the Lord of hosts.
7 Wie zijt gij, o grote berg? Voor het aangezicht van Zerubbabel zult gij worden tot een vlak veld; want hij zal den hoofdsteen voortbrengen met toeroepingen: Genade, genade zij denzelven!
7 ‘What are you, O great mountain? Before Zerubbabel you will become a plain; and he will bring forth the top stone with shouts of “Grace, grace to it!”’”
9 De handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voleinden; opdat gij weet, dat de HEERE der heirscharen mij tot ulieden gezonden heeft.
9 “The hands of Zerubbabel have laid the foundation of this house, and his hands will finish it. Then you will know that the Lord of hosts has sent me to you.
10 Want wie veracht den dag der kleine dingen? daar zich toch die zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbabel; dat zijn de ogen des HEEREN, die het ganse land doortrekken.
10 For who has despised the day of small things? But these seven will be glad when they see the plumb line in the hand of Zerubbabel—these are the eyes of the Lord which range to and fro throughout the earth.”
12 En andermaal antwoordende, zo zeide ik tot Hem: Wat zijn die twee takjes der olijfbomen, welke in de twee gouden kruiken zijn, die goud van zich gieten?
12 And I answered the second time and said to him, “What are the two olive branches which are beside the two golden pipes, which empty the golden oil from themselves?”
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org