1 Dit nu zijn de kinderen Israels naar hun getal, de hoofden der vaderen, en de oversten der duizenden en der honderden, met hun ambtlieden, den koning dienende in alle zaken der verdelingen, aangaande en afgaande van maand tot maand in al de maanden des jaars; elke verdeling was vier en twintig duizend.
1 Now this is the enumeration of the sons of Israel, the heads of fathers’ households, the commanders of thousands and of hundreds, and their officers who served the king in all the affairs of the divisions which came in and went out month by month throughout all the months of the year, each division numbering 24,000:
4 En over de verdeling in de tweede maand was Dodai, de Ahohiet, en over zijn verdeling was Mikloth ook voorganger; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
4 Dodai the Ahohite and his division had charge of the division for the second month, Mikloth being the chief officer; and in his division were 24,000.
5 De derde overste des heirs in de derde maand was Benaja, de zoon van Jojada, den opperambtman; die was het hoofd; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
5 The third commander of the army for the third month was Benaiah, the son of Jehoiada the priest, as chief; and in his division were 24,000.
16 Doch over de stammen van Israel waren dezen: over de Rubenieten was Eliezer, de zoon van Zichri, voorganger; over de Simeonieten was Sefatja, de zoon van Maacha;
16 Now in charge of the tribes of Israel: chief officer for the Reubenites was Eliezer the son of Zichri; for the Simeonites, Shephatiah the son of Maacah;
23 Maar David nam het getal van die niet op, die twintig jaren oud en daar beneden waren; omdat de HEERE gezegd had, dat Hij Israel vermenigvuldigen zou als de sterren des hemels.
23 But David did not count those twenty years of age and under, because the Lord had said He would multiply Israel as the stars of heaven.
24 Joab, de zoon van Zeruja, had begonnen te tellen, maar hij voleindde het niet, omdat er deshalve een grote toorn over Israel gekomen was; daarom is het getal niet opgebracht in de rekening der kronieken van den koning David.
24 Joab the son of Zeruiah had begun to count them, but did not finish; and because of this, wrath came upon Israel, and the number was not included in the account of the chronicles of King David.
25 En over de schatten des konings was Azmaveth, de zoon van Adiel; en over de schatten op het land, in de steden, en in de dorpen, en in de torens, was Jonathan, de zoon van Uzzia.
25 Now Azmaveth the son of Adiel had charge of the king’s storehouses. And Jonathan the son of Uzziah had charge of the storehouses in the country, in the cities, in the villages and in the towers.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org