2 En Hij zeide: Wat ziet gij Amos? En ik zeide: Een korf met zomervruchten. Toen zeide de HEERE tot mij: Het einde is gekomen over Mijn volk Israel; Ik zal het voortaan niet meer voorbijgaan.
2 He said, “What do you see, Amos?” And I said, “A basket of summer fruit.” Then the Lord said to me, “The end has come for My people Israel. I will spare them no longer.
3 Maar de gezangen des tempels zullen te dien dage huilen, spreekt de Heere HEERE; vele dode lichamen zullen er zijn, in alle plaatsen zal men ze stilzwijgend wegwerpen.
3 The songs of the palace will turn to wailing in that day,” declares the Lord God. “Many will be the corpses; in every place they will cast them forth in silence.”
5 Zeggende: Wanneer zal de nieuwe maan overgaan, dat wij leeftocht mogen verkopen? en de sabbat, dat wij koren mogen openen? verkleinende de efa, en den sikkel vergrotende, en verkeerdelijk handelende met bedrieglijke weegschalen;
5 saying,“When will the new moon be over,So that we may sell grain,And the sabbath, that we may open the wheat market,To make the bushel smaller and the shekel bigger,And to cheat with dishonest scales,
8 Zou het land hierover niet beroerd worden, en al wie daarin woont treuren? Ja, het zal geheel oprijzen als een rivier, en het zal heen en weder gedreven en verdronken worden, als door de rivier van Egypte.
8 “Because of this will not the land quakeAnd everyone who dwells in it mourn?Indeed, all of it will rise up like the Nile,And it will be tossed aboutAnd subside like the Nile of Egypt.
10 En Ik zal uw feesten in rouw, en al uw liederen in weeklage veranderen, en op alle lenden een zak, en op alle hoofd kaalheid brengen; en Ik zal het land stellen in rouw, als er is over een enigen zoon, en deszelfs einde als een bitteren dag.
10 “Then I will turn your festivals into mourningAnd all your songs into lamentation;And I will bring sackcloth on everyone’s loinsAnd baldness on every head.And I will make it like a time of mourning for an only son,And the end of it will be like a bitter day.
11 Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere HEERE, dat Ik een honger in het land zal zenden; niet een honger naar brood, noch dorst naar water, maar om te horen de woorden des HEEREN.
11 “Behold, days are coming,” declares the Lord God,“When I will send a famine on the land,Not a famine for bread or a thirst for water,But rather for hearing the words of the Lord.
12 En zij zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden tot het oosten; zij zullen omlopen om het woord des HEEREN te zoeken, maar zullen het niet vinden.
12 “People will stagger from sea to seaAnd from the north even to the east;They will go to and fro to seek the word of the Lord,But they will not find it.
14 Die daar zweren bij de schuld van Samaria, en zeggen: Zo waarachtig als uw God van Dan leeft, en de weg van Ber-seba leeft! en zij zullen vallen, en niet weder opstaan.
14 “As for those who swear by the guilt of Samaria,Who say, ‘As your god lives, O Dan,’And, ‘As the way of Beersheba lives,’They will fall and not rise again.”
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org