6 Daarom is er een bevel van mij gesteld, dat men voor mij zou inbrengen al de wijzen van Babel, opdat zij mij de uitlegging van dien droom zouden bekend maken.
6 So I gave orders to bring into my presence all the wise men of Babylon, that they might make known to me the interpretation of the dream.
7 Toen kwamen in de tovenaars, de sterrekijkers, de Chaldeen en de waarzeggers; en ik zeide den droom voor hen; maar zij maakten mij zijn uitlegging niet bekend;
7 Then the magicians, the conjurers, the Chaldeans and the diviners came in and I related the dream to them, but they could not make its interpretation known to me.
8 Totdat ten laatste Daniel voor mij inkwam, wiens naam Beltsazar is, naar den naam mijns gods, in wien ook de geest der heilige goden is; en ik vertelde den droom voor hem, zeggende:
8 But finally Daniel came in before me, whose name is Belteshazzar according to the name of my god, and in whom is a spirit of the holy gods; and I related the dream to him, saying,
9 Beltsazar, gij overste der tovenaars! dewijl ik weet, dat de geest der heilige goden in u is, zo zeg de gezichten mijns drooms, dien ik gezien heb, te weten zijn uitlegging.
9 ‘O Belteshazzar, chief of the magicians, since I know that a spirit of the holy gods is in you and no mystery baffles you, tell me the visions of my dream which I have seen, along with its interpretation.
12 Zijn loof was schoon, en zijn vruchten vele, en er was spijze aan denzelve voor allen; onder hem vond het gedierte des velds schaduw, en de vogelen des hemels woonden in haar takken, en alle vlees werd daarvan gevoed.
12 ‘Its foliage was beautiful and its fruit abundant,And in it was food for all.The beasts of the field found shade under it,And the birds of the sky dwelt in its branches,And all living creatures fed themselves from it.
14 Roepende met kracht, en aldus zeggende: Houwt dien boom af, en kapt zijn takken af; stroopt zijn loof af, en verstrooit zijn vruchten, dat de dieren van onder hem wegzwerven, en de vogelen van zijn takken;
14 ‘He shouted out and spoke as follows:Chop down the tree and cut off its branches,Strip off its foliage and scatter its fruit;Let the beasts flee from under itAnd the birds from its branches.
15 Doch laat den stam met zijn wortelen in de aarde, en met een ijzeren en koperen band in het tedere gras des velds; en laat hem in de dauw des hemels nat gemaakt worden, en zijn deel zij met het gedierte in het kruid der aarde.
15 “Yet leave the stump with its roots in the ground,But with a band of iron and bronze around itIn the new grass of the field;And let him be drenched with the dew of heaven,And let him share with the beasts in the grass of the earth.
17 Deze zaak is in het besluit der wachters, en deze begeerte is in het woord der heiligen; opdat de levenden bekennen, dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen, en geeft ze aan wien Hij wil, ja, zet daarover den laagste onder de mensen.
17 “This sentence is by the decree of the angelic watchersAnd the decision is a command of the holy ones,In order that the living may knowThat the Most High is ruler over the realm of mankind,And bestows it on whom He wishesAnd sets over it the lowliest of men.”
18 Dezen droom heb ik, koning Nebukadnezar gezien; gij nu, Beltsazar! zeg de uitlegging van dien, dewijl als de wijzen mijns koninkrijks mij de uitlegging niet hebben kunnen bekend maken; maar gij kunt wel, dewijl de geest der heilige goden in u is.
18 This is the dream which I, King Nebuchadnezzar, have seen. Now you, Belteshazzar, tell me its interpretation, inasmuch as none of the wise men of my kingdom is able to make known to me the interpretation; but you are able, for a spirit of the holy gods is in you.’
19 Toen ontzette zich Daniel, wiens naam Beltsazar is, bij een uur lang, en zijn gedachten beroerden hem. De koning antwoordde en zeide: Beltsazar! laat u de droom en zijn uitlegging niet beroeren. Beltsazar antwoordde en zeide: Mijn heer! de droom wedervare uw hateren, en zijn uitlegging uw wederpartijders!
19 “Then Daniel, whose name is Belteshazzar, was appalled for a while as his thoughts alarmed him. The king responded and said, ‘Belteshazzar, do not let the dream or its interpretation alarm you.’ Belteshazzar replied, ‘My lord, if only the dream applied to those who hate you and its interpretation to your adversaries!
21 En wiens loof schoon, en wiens vruchten vele waren, en waar spijze aan was voor allen, onder wien het gedierte des velds woonde, en in wiens takken de vogelen des hemels nestelden;
21 and whose foliage was beautiful and its fruit abundant, and in which was food for all, under which the beasts of the field dwelt and in whose branches the birds of the sky lodged—
22 Dat zijt gij, o koning! die groot en sterk zijt geworden; want uw grootheid is zo gewassen, dat zij reikt aan den hemel, en uw heerschappij aan het einde des aardrijks.
22 it is you, O king; for you have become great and grown strong, and your majesty has become great and reached to the sky and your dominion to the end of the earth.
23 Dat nu de koning, een wachter, namelijk een heilige gezien heeft, van den hemel afkomende, die zeide: Houwt dezen boom af, en verderft hem; doch laat den stam met zijn wortelen in de aarde, en met een ijzeren en koperen band in het tedere gras des velds, en in de dauw des hemels nat gemaakt worden, en dat zijn deel zij met het gedierte des velds, totdat er zeven tijden over hem voorbijgaan;
23 In that the king saw an angelic watcher, a holy one, descending from heaven and saying, “Chop down the tree and destroy it; yet leave the stump with its roots in the ground, but with a band of iron and bronze around it in the new grass of the field, and let him be drenched with the dew of heaven, and let him share with the beasts of the field until seven periods of time pass over him,”
25 Te weten, men zal u van de mensen verstoten, en met het gedierte des velds zal uw woning zijn, en men zal u het kruid, als den ossen, te smaken geven; en gij zult van den dauw des hemels nat gemaakt worden, en er zullen zeven tijden over u voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen, en geeft ze, wien Hij wil.
25 that you be driven away from mankind and your dwelling place be with the beasts of the field, and you be given grass to eat like cattle and be drenched with the dew of heaven; and seven periods of time will pass over you, until you recognize that the Most High is ruler over the realm of mankind and bestows it on whomever He wishes.
26 Dat er ook gezegd is, dat men den stam met de wortelen van dien boom laten zou; uw koninkrijk zal u bestendig zijn, nadat gij zult bekend hebben, dat de Hemel heerst.
26 And in that it was commanded to leave the stump with the roots of the tree, your kingdom will be assured to you after you recognize that it is Heaven that rules.
27 Daarom, o koning! laat mijn raad u behagen, en breek uw zonden af door gerechtigheid, en uw ongerechtigheid door genade te bewijzen aan de ellendigen, of er verlenging van uw vrede mocht wezen.
27 Therefore, O king, may my advice be pleasing to you: break away now from your sins by doing righteousness and from your iniquities by showing mercy to the poor, in case there may be a prolonging of your prosperity.’
30 Sprak de koning, en zeide: Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een huis des koninkrijks, door de sterkte mijner macht, en ter ere mijner heerlijkheid!
30 The king reflected and said, ‘Is this not Babylon the great, which I myself have built as a royal residence by the might of my power and for the glory of my majesty?’
31 Dit woord nog zijnde in des konings mond, viel er een stem uit den hemel: U, o koning Nebukadnezar! wordt gezegd: Het koninkrijk is van u gegaan.
31 While the word was in the king’s mouth, a voice came from heaven, saying, ‘King Nebuchadnezzar, to you it is declared: sovereignty has been removed from you,
32 En men zal u van de mensen verstoten, en uw woning zal bij de beesten des velds zijn; men zal u gras te smaken geven, als den ossen, en er zullen zeven tijden over u voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste over de koninkrijken der mensen heerschappij heeft, en dat Hij ze geeft, aan wien Hij wil.
32 and you will be driven away from mankind, and your dwelling place will be with the beasts of the field. You will be given grass to eat like cattle, and seven periods of time will pass over you until you recognize that the Most High is ruler over the realm of mankind and bestows it on whomever He wishes.’
33 Ter zelfder ure werd dat woord volbracht over Nebukadnezar, want hij werd uit de mensen verstoten, en hij at gras als de ossen, en zijn lichaam werd van den dauw des hemels nat gemaakt, totdat zijn haar wies als der arenden vederen, en zijn nagelen als der vogelen.
33 Immediately the word concerning Nebuchadnezzar was fulfilled; and he was driven away from mankind and began eating grass like cattle, and his body was drenched with the dew of heaven until his hair had grown like eagles’ feathers and his nails like birds’ claws.
34 Ten einde dezer dagen nu, hief ik, Nebukadnezar, mijn ogen op ten hemel, want mijn verstand kwam weer in mij; en ik loofde den Allerhoogste, en ik prees en verheerlijkte den Eeuwiglevende, omdat Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, en Zijn Koninkrijk is van geslacht tot geslacht;
34 “But at the end of that period, I, Nebuchadnezzar, raised my eyes toward heaven and my reason returned to me, and I blessed the Most High and praised and honored Him who lives forever;For His dominion is an everlasting dominion,And His kingdom endures from generation to generation.
35 En al de inwoners der aarde zijn als niets geacht, en Hij doet naar Zijn wil met het heir des hemels en de inwoners der aarde, en er is niemand, die Zijn hand afslaan, of tot Hem zeggen kan: Wat doet Gij?
35 “All the inhabitants of the earth are accounted as nothing,But He does according to His will in the host of heavenAnd among the inhabitants of earth;And no one can ward off His handOr say to Him, ‘What have You done?’
36 Ter zelfder tijd kwam mijn verstand weder in mij; ook kwam de heerlijkheid mijns koninkrijks, mijn majesteit en mijn glans weder op mij; en mijn raadsheren en mijn geweldigen zochten mij, en ik werd in mijn koninkrijk bevestigd; en mij werd groter heerlijkheid toegevoegd.
36 At that time my reason returned to me. And my majesty and splendor were restored to me for the glory of my kingdom, and my counselors and my nobles began seeking me out; so I was reestablished in my sovereignty, and surpassing greatness was added to me.
37 Nu prijs ik, Nebukadnezar, en verhoog, en verheerlijk den Koning des hemels, omdat al Zijn werken waarheid, en Zijn paden gerichten zijn; en Hij is machtig te vernederen degenen, die in hoogmoed wandelen.
37 Now I, Nebuchadnezzar, praise, exalt and honor the King of heaven, for all His works are true and His ways just, and He is able to humble those who walk in pride.”
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org