4 Haar namen nu waren: Ohola, de grootste, en Oholiba, haar zuster; en zij werden de Mijne, en baarden zonen en dochteren; dit waren haar namen: Samaria is Ohola, en Jeruzalem Oholiba.
4 Their names were Oholah the elder and Oholibah her sister. And they became Mine, and they bore sons and daughters. And as for their names, Samaria is Oholah and Jerusalem is Oholibah.
7 Alzo dreef zij haar hoererijen met dezelve, die allen de keure der kinderen van Assur waren; en met allen, op dewelke zij verliefd was, met al derzelver drekgoden, verontreinigde zij zich.
7 She bestowed her harlotries on them, all of whom were the choicest men of Assyria; and with all whom she lusted after, with all their idols she defiled herself.
8 Zij verliet ook haar hoererijen niet, gebracht uit Egypte; want zij hadden bij haar in haar jeugd gelegen, en zij hadden de tepelen haars maagdoms betast, en zij hadden hun hoererij over haar uitgestort.
8 She did not forsake her harlotries from the time in Egypt; for in her youth men had lain with her, and they handled her virgin bosom and poured out their lust on her.
10 Dezen ontdekten haar schaamte, haar zonen en haar dochteren namen zij weg, maar haar doodden zij met het zwaard; en zij kreeg een naam onder de vrouwen, nadat men gerichten over haar geoefend had.
10 They uncovered her nakedness; they took her sons and her daughters, but they slew her with the sword. Thus she became a byword among women, and they executed judgments on her.
12 Zij werd verliefd op de kinderen van Assur, de vorsten en overheden, die nabij waren, bekleed met volkomen sieraad, ruiteren, rijdende op paarden, altemaal gewenste jongelingen.
12 She lusted after the Assyrians, governors and officials, the ones near, magnificently dressed, horsemen riding on horses, all of them desirable young men.
15 Gegord met een gordel aan hun lenden, hebbende overvloedig geverfde hoeden op hun hoofden, die allen in het aanzien hoofdmannen waren, naar de gelijkenis der kinderen van Babel, van Chaldea, het land hunner geboorte;
15 girded with belts on their loins, with flowing turbans on their heads, all of them looking like officers, like the Babylonians in Chaldea, the land of their birth.
17 De kinderen van Babel nu kwamen tot haar in tot het leger der minne, en verontreinigden haar met hun hoererij; ook verontreinigde zij zich met hen; daarna werd haar ziel van hen afgetrokken.
17 The Babylonians came to her to the bed of love and defiled her with their harlotry. And when she had been defiled by them, she became disgusted with them.
22 Daarom, o Oholiba! alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal uw boelen, van welke uw ziel is afgetrokken, tegen u verwekken, en Ik zal hen van rondom tegen u aanbrengen.
22 “Therefore, O Oholibah, thus says the Lord God, ‘Behold I will arouse your lovers against you, from whom you were alienated, and I will bring them against you from every side:
23 De kinderen van Babel en alle Chaldeen, Pekod, en Soa, en Koa, en alle kinderen van Assur met hen; gewenste jongelingen, die allen vorsten en overheden zijn, hoofdmannen en vermaarde lieden, die allen te paard rijden.
23 the Babylonians and all the Chaldeans, Pekod and Shoa and Koa, and all the Assyrians with them; desirable young men, governors and officials all of them, officers and men of renown, all of them riding on horses.
24 Die zullen tegen u komen met karren, wagenen en wielen, en met een vergadering van volken, rondassen, en schilden, en helmen; zij zullen zich rondom tegen u zetten; en Ik zal voor hun aangezicht het gericht stellen, en zij zullen u richten naar hun rechten.
24 They will come against you with weapons, chariots and wagons, and with a company of peoples. They will set themselves against you on every side with buckler and shield and helmet; and I will commit the judgment to them, and they will judge you according to their customs.
25 En Ik zal Mijn ijver tegen u zetten, dat zij in grimmigheid met u zullen handelen; zij zullen uw neus en uw oren afnemen, en het laatste van u zal door het zwaard vallen; zij zullen uw zonen en uw dochteren wegnemen, en het laatste van u zal door het vuur verteerd worden.
25 I will set My jealousy against you, that they may deal with you in wrath. They will remove your nose and your ears; and your survivors will fall by the sword. They will take your sons and your daughters; and your survivors will be consumed by the fire.
27 Zo zal Ik uw schandelijkheid van u doen ophouden, mitsgaders uw hoererij, gebracht uit Egypteland; en gij zult uw ogen naar hen niet opheffen, en aan Egypte niet meer gedenken.
27 Thus I will make your lewdness and your harlotry brought from the land of Egypt to cease from you, so that you will not lift up your eyes to them or remember Egypt anymore.’
29 Die zullen met u handelen uit haat, en al uw arbeid wegnemen, en u naakt en bloot laten, dat uw hoerenschaamte ontdekt worde, mitsgaders uw schandelijkheid en uw hoererijen.
29 They will deal with you in hatred, take all your property, and leave you naked and bare. And the nakedness of your harlotries will be uncovered, both your lewdness and your harlotries.
35 Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Omdat gij Mijner vergeten, en Mij achter uw rug geworpen hebt, zo draagt gij ook uw schandelijkheid en uw hoererijen.
35 Therefore, thus says the Lord God, ‘Because you have forgotten Me and cast Me behind your back, bear now the punishment of your lewdness and your harlotries.’”
37 Want zij hebben overspel gedaan, en er is bloed in haar handen; en zij hebben met haar drekgoden overspel gedaan; daartoe hebben zij ook haar kinderen, die zij Mij gebaard hadden, voor hen door het vuur laten doorgaan, tot spijze.
37 For they have committed adultery, and blood is on their hands. Thus they have committed adultery with their idols and even caused their sons, whom they bore to Me, to pass through the fire to them as food.
39 Want als zij hun kinderen hun drekgoden geslacht hadden, zo kwamen zij op dienzelven dag in Mijn heiligdom, om dat te ontheiligen; en ziet, alzo hebben zij gedaan in het midden van Mijn huis.
39 For when they had slaughtered their children for their idols, they entered My sanctuary on the same day to profane it; and lo, thus they did within My house.
40 Dit is er ook, dat zij gezonden hebben tot mannen, die van verre zouden komen; tot dewelken als een bode gezonden was, ziet, zo kwamen zij, voor dewelken gij u wiest, uw ogen blankettet en u met sieraad versierdet;
40 “Furthermore, they have even sent for men who come from afar, to whom a messenger was sent; and lo, they came—for whom you bathed, painted your eyes and decorated yourselves with ornaments;
42 Als nu het geruis der menigte daarop stil was, zo zonden zij tot mannen uit de menigte der mensen, en daar werden wijnzuipers aangebracht uit de woestijn; die deden armringen aan haar handen, en een sierlijke kroon op haar hoofden.
42 The sound of a carefree multitude was with her; and drunkards were brought from the wilderness with men of the common sort. And they put bracelets on the hands of the women and beautiful crowns on their heads.
45 Rechtvaardige mannen dan, die zullen haar richten naar het recht der overspeelsters, en naar het recht der bloedvergietsters; want zij zijn overspeelsters, en bloed is in haar handen.
45 But they, righteous men, will judge them with the judgment of adulteresses and with the judgment of women who shed blood, because they are adulteresses and blood is on their hands.
47 En de vergadering zal ze met stenen stenigen, en dezelve met hun zwaarden nederhouwen; haar zonen en haar dochteren zullen zij doden, en haar huizen met vuur verbranden.
47 The company will stone them with stones and cut them down with their swords; they will slay their sons and their daughters and burn their houses with fire.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org