1 En gij, mensenkind, neem u een scherp mes, een scheermes der barbieren zult gij u nemen, hetwelk gij zult laten gaan over uw hoofd en over uw baard; daarna zult gij u een weegschaal nemen, en die haren delen.
1 “As for you, son of man, take a sharp sword; take and use it as a barber’s razor on your head and beard. Then take scales for weighing and divide the hair.
2 Een derde deel zult gij in het midden der stad met vuur verbranden, nadat de dagen der belegering vervuld worden; dan zult gij een derde deel nemen, slaande met een zwaard rondom hetzelve, en een derde deel zult gij in den wind strooien; want Ik zal het zwaard achter hen uittrekken.
2 One third you shall burn in the fire at the center of the city, when the days of the siege are completed. Then you shall take one third and strike it with the sword all around the city, and one third you shall scatter to the wind; and I will unsheathe a sword behind them.
4 En nog zult gij van die nemen, en die werpen in het midden des vuurs, en zult ze verbranden met vuur; daaruit zal voortkomen een vuur tegen het gehele huis van Israel.
4 Take again some of them and throw them into the fire and burn them in the fire; from it a fire will spread to all the house of Israel.
6 Doch zij heeft Mijn rechten veranderd in goddeloosheid meer dan de heidenen, en Mijn inzettingen meer dan de landen, die rondom haar zijn; want zij hebben Mijn rechten verworpen, en in Mijn inzettingen hebben zij niet gewandeld.
6 But she has rebelled against My ordinances more wickedly than the nations and against My statutes more than the lands which surround her; for they have rejected My ordinances and have not walked in My statutes.’
7 Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Dewijl gijlieden dies meer gemaakt hebt dan de heidenen, die rondom u zijn, in Mijn inzettingen niet gewandeld hebt, en Mijn rechten niet gedaan hebt, zelfs naar de rechten der heidenen, die rondom u zijn, niet gedaan hebt;
7 Therefore, thus says the Lord God, ‘Because you have more turmoil than the nations which surround you and have not walked in My statutes, nor observed My ordinances, nor observed the ordinances of the nations which surround you,’
10 Daarom zullen de vaders de kinderen eten in het midden van u, en de kinderen zullen hun vaderen eten; en Ik zal gerichten onder u oefenen, en zal al uw overblijfsel in alle winden verstrooien.
10 Therefore, fathers will eat their sons among you, and sons will eat their fathers; for I will execute judgments on you and scatter all your remnant to every wind.
11 Daarom zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE (omdat gij Mijn heiligdom verontreinigd hebt met al uw verfoeiselen, en met al uw gruwelen), zo Ik ook niet daarom u verminderen, en Mijn oog u niet verschonen zal, en Ik ook niet zal sparen!
11 So as I live,’ declares the Lord God, ‘surely, because you have defiled My sanctuary with all your detestable idols and with all your abominations, therefore I will also withdraw, and My eye will have no pity and I will not spare.
12 Een derde deel van u zal van de pestilentie sterven, en zal door honger in het midden van u te niet worden; en een derde deel zal in het zwaard vallen rondom u; en een derde deel zal Ik in alle winden verstrooien, en Ik zal het zwaard achter hen uittrekken.
12 One third of you will die by plague or be consumed by famine among you, one third will fall by the sword around you, and one third I will scatter to every wind, and I will unsheathe a sword behind them.
13 Alzo zal Mijn toorn volbracht worden, en Ik zal Mijn grimmigheid op hen doen rusten, en Mij troosten; en zij zullen weten, dat Ik, de HEERE, in Mijn ijver gesproken heb, als Ik Mijn grimmigheid tegen hen volbracht zal hebben.
13 ‘Thus My anger will be spent and I will satisfy My wrath on them, and I will be appeased; then they will know that I, the Lord, have spoken in My zeal when I have spent My wrath upon them.
15 Zo zal de smaadheid en hoon een onderwijs en ontzetting den heidenen zijn, die rondom u zijn, wanneer Ik over u gerichten in toorn, en in grimmigheid, en in grimmige straffen oefenen zal; Ik, de HEERE, heb het gesproken!
15 So it will be a reproach, a reviling, a warning and an object of horror to the nations who surround you when I execute judgments against you in anger, wrath and raging rebukes. I, the Lord, have spoken.
16 Wanneer Ik de boze pijlen des hongers tegen hen uitzenden zal, die ten verderve zijn zullen, die Ik uitzenden zal om u te verderven; zo zal Ik den honger over u vermeerderen, en u den staf des broods breken.
16 When I send against them the deadly arrows of famine which were for the destruction of those whom I will send to destroy you, then I will also intensify the famine upon you and break the staff of bread.
17 Ja, honger en boos gedierte, die u van kinderen beroven zullen, zal Ik over u zenden; ook zal pestilentie en bloed onder u omgaan; en het zwaard zal Ik over u brengen; Ik, de HEERE, heb het gesproken!
17 Moreover, I will send on you famine and wild beasts, and they will bereave you of children; plague and bloodshed also will pass through you, and I will bring the sword on you. I, the Lord, have spoken.’”
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org