6 En de duivel zeide tot Hem: Ik zal U al deze macht, en de heerlijkheid derzelver koninkrijken geven; want zij is mij overgegeven, en ik geef ze, wien ik ook wil;
6 And the devil said to Him, “I will give You all this domain and its glory; for it has been handed over to me, and I give it to whomever I wish.
9 En hij leidde Hem naar Jeruzalem, en stelde Hem op de tinne des tempels, en zeide tot Hem: Indien Gij de Zoon Gods zijt, werp Uzelven van hier nederwaarts;
9 And he led Him to Jerusalem and had Him stand on the pinnacle of the temple, and said to Him, “If You are the Son of God, throw Yourself down from here;
18 De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden, om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart;
18 “The Spirit of the Lord is upon Me,Because He anointed Me to preach the gospel to the poor.He has sent Me to proclaim release to the captives,And recovery of sight to the blind,To set free those who are oppressed,
22 En zij gaven Hem allen getuigenis, en verwonderden zich over de aangename woorden, die uit Zijn mond voortkwamen; en zeiden: Is deze niet de Zoon van Jozef?
22 And all were speaking well of Him, and wondering at the gracious words which were falling from His lips; and they were saying, “Is this not Joseph’s son?”
23 En Hij zeide tot hen: Gij zult zonder twijfel tot Mij dit spreekwoord zeggen: Medicijnmeester, genees Uzelven; al wat wij gehoord hebben, dat in Kapernaum geschied is, doe dat ook hier in Uw vaderland.
23 And He said to them, “No doubt you will quote this proverb to Me, ‘Physician, heal yourself! Whatever we heard was done at Capernaum, do here in your hometown as well.’”
25 Maar Ik zeg u in der waarheid: Er waren vele weduwen in Israel in de dagen van Elias, toen de hemel drie jaren en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood werd over het gehele land.
25 But I say to you in truth, there were many widows in Israel in the days of Elijah, when the sky was shut up for three years and six months, when a great famine came over all the land;
29 En opstaande, wierpen zij Hem uit, buiten de stad, en leidden Hem op den top des bergs, op denwelken hun stad gebouwd was, om Hem van de steilte af te werpen.
29 and they got up and drove Him out of the city, and led Him to the brow of the hill on which their city had been built, in order to throw Him down the cliff.
34 Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus Nazarener? Zijt Gij gekomen, om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk de Heilige Gods.
34 “Let us alone! What business do we have with each other, Jesus of Nazareth? Have You come to destroy us? I know who You are—the Holy One of God!”
35 En Jezus bestrafte hem, zeggende: Zwijg stil, en ga van hem uit. En de duivel, hem in het midden geworpen hebbende, voer van hem uit, zonder hem iets te beschadigen.
35 But Jesus rebuked him, saying, “Be quiet and come out of him!” And when the demon had thrown him down in the midst of the people, he came out of him without doing him any harm.
36 En er kwam een verbaasdheid over allen; en zij spraken samen tot elkander, zeggende: Wat woord is dit, dat Hij met macht en kracht den onreinen geesten gebiedt, en zij varen uit?
36 And amazement came upon them all, and they began talking with one another saying, “What is this message? For with authority and power He commands the unclean spirits and they come out.”
38 En Jezus, opgestaan zijnde uit de synagoge, ging in het huis van Simon; en Simons vrouws moeder was met een grote koorts bevangen, en zij baden Hem voor haar.
38 Then He got up and left the synagogue, and entered Simon’s home. Now Simon’s mother-in-law was suffering from a high fever, and they asked Him to help her.
40 En als de zon onderging, brachten allen, die kranken hadden, met verscheidenen ziekten bevangen, die tot Hem, en Hij legde een iegelijk van hen de handen op, en genas dezelve.
40 While the sun was setting, all those who had any who were sick with various diseases brought them to Him; and laying His hands on each one of them, He was healing them.
41 En er voeren ook duivelen uit van velen, roepende en zeggende: Gij zijt de Christus, de Zone Gods! En hen bestraffende, liet Hij die niet spreken, omdat zij wisten, dat Hij de Christus was.
41 Demons also were coming out of many, shouting, “You are the Son of God!” But rebuking them, He would not allow them to speak, because they knew Him to be the Christ.
42 En als het dag werd, ging Hij uit, en trok naar een woeste plaats; en de scharen zochten Hem, en kwamen tot bij Hem, en hielden Hem op, dat Hij van hen niet zou weggaan.
42 When day came, Jesus left and went to a secluded place; and the crowds were searching for Him, and came to Him and tried to keep Him from going away from them.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org