4 Want hij was menigmaal met boeien en ketenen gebonden geweest, en de ketenen waren van hem in stukken getrokken, en de boeien verbrijzeld, en niemand was machtig om hem te temmen.
4 because he had often been bound with shackles and chains, and the chains had been torn apart by him and the shackles broken in pieces, and no one was strong enough to subdue him.
7 En met een grote stem roepende, zeide hij: Wat heb ik met U te doen, Jezus, Gij Zone Gods, des Allerhoogsten? Ik bezweer U bij God, dat Gij mij niet pijnigt!
7 and shouting with a loud voice, he *said, “What business do we have with each other, Jesus, Son of the Most High God? I implore You by God, do not torment me!”
13 En Jezus liet het hun terstond toe. En de onreine geesten, uitgevaren zijnde, voeren in de zwijnen; en de kudde stortte van de steilte af in de zee (daar waren er nu omtrent twee duizend), en versmoorden in de zee.
13 Jesus gave them permission. And coming out, the unclean spirits entered the swine; and the herd rushed down the steep bank into the sea, about two thousand of them; and they were drowned in the sea.
15 En zij kwamen tot Jezus, en zagen den bezetene zittende, en gekleed, en wel bij zijn verstand, namelijk die het legioen gehad had, en zij werden bevreesd.
15 They *came to Jesus and *observed the man who had been demon-possessed sitting down, clothed and in his right mind, the very man who had had the “legion”; and they became frightened.
19 Doch Jezus liet hem dat niet toe, maar zeide tot hem: Ga heen naar uw huis tot de uwen, en boodschap hun, wat grote dingen u de Heere gedaan heeft, en hoe Hij Zich uwer ontfermd heeft.
19 And He did not let him, but He *said to him, “Go home to your people and report to them what great things the Lord has done for you, and how He had mercy on you.”
23 En bad Hem zeer, zeggende: Mijn dochtertje is in haar uiterste; ik bid U, dat Gij komt en de handen op haar legt, opdat zij behouden worde, en zij zal leven.
23 and *implored Him earnestly, saying, “My little daughter is at the point of death; please come and lay Your hands on her, so that she will get well and live.”
26 En veel geleden had van vele medicijnmeesters, en al het hare daaraan ten koste gelegd en geen baat gevonden had, maar met welke het veeleer erger geworden was;
26 and had endured much at the hands of many physicians, and had spent all that she had and was not helped at all, but rather had grown worse—
30 En terstond Jezus, bekennende in Zichzelven de kracht, die van Hem uitgegaan was, keerde Zich om in de schare, en zeide: Wie heeft Mijn klederen aangeraakt?
30 Immediately Jesus, perceiving in Himself that the power proceeding from Him had gone forth, turned around in the crowd and said, “Who touched My garments?”
35 Terwijl Hij nog sprak, kwamen enigen van het huis des oversten der synagoge, zeggende: Uw dochter is gestorven; wat zijt gij den Meester nog moeilijk?
35 While He was still speaking, they *came from the house of the synagogue official, saying, “Your daughter has died; why trouble the Teacher anymore?”
40 En zij belachten Hem; maar Hij, als Hij hen allen had uitgedreven, nam bij Zich den vader en de moeder des kinds, en degenen die met Hem waren, en ging binnen, waar het kind lag.
40 They began laughing at Him. But putting them all out, He *took along the child’s father and mother and His own companions, and *entered the room where the child was.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org