22 Van de Levieten werden in de dagen van Eljasib, Jojada, en Johanan, en Jaddua, de hoofden der vaderen beschreven; mitsgaders de priesteren, tot het koninkrijk van Darius, den Perziaan.
22 As for the Levites, the heads of fathers’ households were registered in the days of Eliashib, Joiada, and Johanan and Jaddua; so were the priests in the reign of Darius the Persian.
24 De hoofden dan der Levieten waren Hasabja, Serebja, en Jesua, de zoon van Kadmiel, en hun broederen tegen hen over, om te prijzen en te danken, naar het gebod van David, den man Gods, wacht tegen wacht.
24 The heads of the Levites were Hashabiah, Sherebiah and Jeshua the son of Kadmiel, with their brothers opposite them, to praise and give thanks, as prescribed by David the man of God, division corresponding to division.
26 Dezen waren in de dagen van Jojakim, den zoon van Jesua, den zoon van Jozadak, en in de dagen van Nehemia, den landvoogd, en van den priester Ezra, den schriftgeleerde.
26 These served in the days of Joiakim the son of Jeshua, the son of Jozadak, and in the days of Nehemiah the governor and of Ezra the priest and scribe.
27 In de inwijding nu van Jeruzalems muur, zochten zij de Levieten uit al hun plaatsen, dat zij hen te Jeruzalem brachten, om de inwijding te doen met vreugde, en met dankzeggingen, en met gezang, cimbalen, luiten, en met harpen.
27 Now at the dedication of the wall of Jerusalem they sought out the Levites from all their places, to bring them to Jerusalem so that they might celebrate the dedication with gladness, with hymns of thanksgiving and with songs to the accompaniment of cymbals, harps and lyres.
31 Toen deed ik de vorsten van Juda opgaan op den muur; en ik stelde twee grote dankkoren en omgangen, een ter rechterhand op den muur, naar de Mistpoort toe.
31 Then I had the leaders of Judah come up on top of the wall, and I appointed two great choirs, the first proceeding to the right on top of the wall toward the Refuse Gate.
35 En van de priesters kinderen met trompetten: Zecharja, de zoon van Jonathan, den zoon van Semaja, den zoon van Matthanja, den zoon van Michaja, den zoon van Zakkur, den zoon van Asaf;
35 and some of the sons of the priests with trumpets; and Zechariah the son of Jonathan, the son of Shemaiah, the son of Mattaniah, the son of Micaiah, the son of Zaccur, the son of Asaph,
36 En zijn broeders, Semaja, en Azareel, Milalai, Gilalai, Maai, Nethaneel, en Juda, Hanani, met muziekinstrumenten van David, den man Gods; en Ezra, de schriftgeleerde, ging voor hun aangezicht heen.
36 and his kinsmen, Shemaiah, Azarel, Milalai, Gilalai, Maai, Nethanel, Judah and Hanani, with the musical instruments of David the man of God. And Ezra the scribe went before them.
37 Voorts naar de Fonteinpoort, en tegen hen over, gingen zij op bij de trappen van Davids stad, door den opgang des muurs, boven Davids huis, tot aan de Waterpoort, tegen het oosten.
37 At the Fountain Gate they went directly up the steps of the city of David by the stairway of the wall above the house of David to the Water Gate on the east.
38 Het tweede dankkoor nu ging tegenover, en ik achter hetzelve, met de helft des volks, op den muur, van boven den Bakoventoren, tot aan den breden muur;
38 The second choir proceeded to the left, while I followed them with half of the people on the wall, above the Tower of Furnaces, to the Broad Wall,
39 En van boven de poort van Efraim, en boven de Oude poort, en boven de Vispoort, en den toren Hananeel, en den toren Mea, tot aan de Schaapspoort, en zij bleven staan in de Gevangenpoort.
39 and above the Gate of Ephraim, by the Old Gate, by the Fish Gate, the Tower of Hananel and the Tower of the Hundred, as far as the Sheep Gate; and they stopped at the Gate of the Guard.
43 En zij offerden deszelven daags grote slachtofferen, en waren vrolijk; want God had hen vrolijk gemaakt met grote vrolijkheid; en ook waren de vrouwen en de kinderen vrolijk; zodat de vrolijkheid van Jeruzalem tot van verre gehoord werd.
43 and on that day they offered great sacrifices and rejoiced because God had given them great joy, even the women and children rejoiced, so that the joy of Jerusalem was heard from afar.
44 Ook werden ten zelfden dage mannen gesteld over de kameren, tot de schatten, tot de hefofferen, tot de eerstelingen en tot de tienden, om daarin uit de akkers der steden te verzamelen de delen der wet, voor de priesteren en voor de Levieten; want Juda was vrolijk over de priesteren en over de Levieten, die daar stonden.
44 On that day men were also appointed over the chambers for the stores, the contributions, the first fruits and the tithes, to gather into them from the fields of the cities the portions required by the law for the priests and Levites; for Judah rejoiced over the priests and Levites who served.
45 En de wacht huns Gods waarnamen, en de wacht der reiniging, ook de zangers, en de poortiers, naar het gebod van David en zijn zoon Salomo.
45 For they performed the worship of their God and the service of purification, together with the singers and the gatekeepers in accordance with the command of David and of his son Solomon.
47 Daarom gaf gans Israel, in de dagen van Zerubbabel, en in de dagen van Nehemia, de delen der zangers en der poortiers, van elk dagelijks op zijn dag; en zij heiligden voor de Levieten, en de Levieten heiligden voor de kinderen van Aaron.
47 So all Israel in the days of Zerubbabel and Nehemiah gave the portions due the singers and the gatekeepers as each day required, and set apart the consecrated portion for the Levites, and the Levites set apart the consecrated portion for the sons of Aaron.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org