1 Als de kinderen Israels, de ganse vergadering, in de woestijn Zin gekomen waren, in de eerste maand, zo bleef het volk te Kades. En Mirjam stierf aldaar, en zij werd aldaar begraven.
1 Then the sons of Israel, the whole congregation, came to the wilderness of Zin in the first month; and the people stayed at Kadesh. Now Miriam died there and was buried there.
5 En waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, om ons te brengen in deze kwade plaats? Het is geen plaats van zaad, noch van vijgen, noch van wijnstokken, noch van granaatappelen; ook is er geen water om te drinken.
5 Why have you made us come up from Egypt, to bring us in to this wretched place? It is not a place of grain or figs or vines or pomegranates, nor is there water to drink.”
6 Toen gingen Mozes en Aaron van het aangezicht der gemeente tot de deur van de tent der samenkomst, en zij vielen op hun aangezichten; en de heerlijkheid des HEEREN verscheen hun.
6 Then Moses and Aaron came in from the presence of the assembly to the doorway of the tent of meeting and fell on their faces. Then the glory of the Lord appeared to them;
8 Neem dien staf, en verzamel de vergadering, gij en Aaron, uw broeder, en spreekt gijlieden tot den steenrots voor hun ogen, zo zal zij hun water geven; alzo zult gij hun water voortbrengen uit den steenrots, en gij zult de vergadering en haar beesten drenken.
8 “Take the rod; and you and your brother Aaron assemble the congregation and speak to the rock before their eyes, that it may yield its water. You shall thus bring forth water for them out of the rock and let the congregation and their beasts drink.”
10 En Mozes en Aaron vergaderden de gemeente voor de steenrots, en hij zeide tot hen: Hoort toch, gij wederspannigen, zullen wij water voor ulieden uit deze steenrots hervoorbrengen?
10 and Moses and Aaron gathered the assembly before the rock. And he said to them, “Listen now, you rebels; shall we bring forth water for you out of this rock?”
11 Toen hief Mozes zijn hand op, en hij sloeg de steenrots tweemaal met zijn staf; en er kwam veel waters uit, zodat de vergadering dronk, en haar beesten.
11 Then Moses lifted up his hand and struck the rock twice with his rod; and water came forth abundantly, and the congregation and their beasts drank.
12 Derhalve zeide de HEERE tot Mozes en tot Aaron: Omdat gijlieden Mij niet geloofd hebt, dat gij Mij heiligdet voor de ogen der kinderen van Israel, daarom zult gijlieden deze gemeente niet inbrengen in het land, hetwelk Ik hun gegeven heb.
12 But the Lord said to Moses and Aaron, “Because you have not believed Me, to treat Me as holy in the sight of the sons of Israel, therefore you shall not bring this assembly into the land which I have given them.”
16 Toen riepen wij tot den HEERE, en Hij hoorde onze stem, en Hij zond een Engel, en Hij leidde ons uit Egypte; en ziet, wij zijn te Kades, en stad aan het uiterste uwer landpale.
16 But when we cried out to the Lord, He heard our voice and sent an angel and brought us out from Egypt; now behold, we are at Kadesh, a town on the edge of your territory.
17 Laat ons toch door uw land trekken; wij zullen niet trekken door den akker, noch door de wijngaarden, noch zullen het water der putten drinken; wij zullen den koninklijken weg gaan, wij zullen niet afwijken ter rechterhand noch ter linkerhand, totdat wij door uw landpalen zullen getrokken zijn.
17 Please let us pass through your land. We will not pass through field or through vineyard; we will not even drink water from a well. We will go along the king’s highway, not turning to the right or left, until we pass through your territory.’”
19 Toen zeiden de kinderen Israels tot hem: Wij zullen door den gebaanden weg optrekken, en indien wij van uw water drinken, ik en mijn vee, zo zal ik deszelfs prijs daarvoor geven; ik zal alleenlijk, zonder iets anders, te voet doortrekken.
19 Again, the sons of Israel said to him, “We will go up by the highway, and if I and my livestock do drink any of your water, then I will pay its price. Let me only pass through on my feet, nothing else.”
24 Aaron zal tot zijn volken verzameld worden; want hij zal niet komen in het land, hetwelk Ik aan de kinderen Israels gegeven heb, omdat gijlieden Mijn mond wederspannig geweest zijt bij de wateren van Meriba.
24 “Aaron will be gathered to his people; for he shall not enter the land which I have given to the sons of Israel, because you rebelled against My command at the waters of Meribah.
28 En Mozes trok Aaron zijn klederen uit, en hij trok ze zijn zoon Eleazar aan; en Aaron stierf aldaar, op de hoogte diens bergs. Toen kwam Mozes en Eleazar van dien berg af.
28 After Moses had stripped Aaron of his garments and put them on his son Eleazar, Aaron died there on the mountain top. Then Moses and Eleazar came down from the mountain.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org