2 Mijn Goedertierenheid en mijn Burg, mijn Hoog Vertrek en mijn Bevrijder voor mij, mijn Schild, en op Wien ik mij betrouwe; Die mijn volk aan mij onderwerpt!
2My lovingkindness and my fortress,My stronghold and my deliverer,My shield and He in whom I take refuge,Who subdues my people under me.
12 Opdat onze zonen zijn als planten, welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochter als hoekstenen, uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis.
12Let our sons in their youth be as grown-up plants,And our daughters as corner pillars fashioned as for a palace;
13 Dat onze winkelen vol zijnde, den enen voorraad na den anderen uitgeven; dat onze kudden bij duizenden werpen, ja, bij tienduizenden op onze hoeven vermenigvuldigen.
13Let our garners be full, furnishing every kind of produce,And our flocks bring forth thousands and ten thousands in our fields;