10 Al mijn beenderen zullen zeggen: HEERE, wie is U gelijk! U, Die den ellendige redt van dien, die sterker is dan hij, en den ellendige en nooddruftige van zijn berover.
10 All my bones will say, “Lord, who is like You,Who delivers the afflicted from him who is too strong for him,And the afflicted and the needy from him who robs him?”
15 Maar als ik hinkte, waren zij verblijd, en verzamelden zich; zij verzamelden zich tot mij als geslagenen, en ik merkte niets; zij scheurden hun klederen, en zwegen niet stil.
15 But at my stumbling they rejoiced and gathered themselves together;The smiters whom I did not know gathered together against me,They slandered me without ceasing.
26 Laat hen beschaamd en te zamen schaamrood worden, die zich in mijn kwaad verblijden; laat hen met schaamte en schande bekleed worden, die zich tegen mij groot maken.
26 Let those be ashamed and humiliated altogether who rejoice at my distress;Let those be clothed with shame and dishonor who magnify themselves over me.
27 Laat hen vrolijk zingen en verblijd zijn, die lust hebben tot mijn gerechtigheid; en laat hen geduriglijk zeggen: Groot gemaakt zij de HEERE, Die lust heeft tot den vrede Zijns knechts!
27 Let them shout for joy and rejoice, who favor my vindication;And let them say continually, “The Lord be magnified,Who delights in the prosperity of His servant.”
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org