1 Toen Bileam zag, dat het goed was in de ogen des HEEREN, dat hij Israel zegende, zo ging hij ditmaal niet heen, gelijk meermalen, tot de toverijen; maar hij stelde zijn aangezicht naar de woestijn.
1 When Balaam saw that it pleased the Lord to bless Israel, he did not go as at other times to seek omens but he set his face toward the wilderness.
7 Er zal water uit zijn emmeren vloeien, en zijn zaad zal in vele wateren zijn; en zijn koning zal boven Agag verheven worden, en zijn koninkrijk zal verhoogd worden.
7 “Water will flow from his buckets,And his seed will be by many waters,And his king shall be higher than Agag,And his kingdom shall be exalted.
8 God heeft hem uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een eenhoorn; hij zal de heidenen, zijn vijanden, verteren, en hun gebeente breken, en met zijn pijlen doorschieten.
8 “God brings him out of Egypt,He is for him like the horns of the wild ox.He will devour the nations who are his adversaries,And will crush their bones in pieces,And shatter them with his arrows.
9 Hij heeft zich gekromd, hij heeft zich nedergelegd, gelijk een leeuw, en als een oude leeuw; wie zal hem doen opstaan? Zo wie u zegent, die zij gezegend, en vervloekt zij, wie u vervloekt!
9 “He couches, he lies down as a lion,And as a lion, who dares rouse him?Blessed is everyone who blesses you,And cursed is everyone who curses you.”
10 Toen ontstak de toorn van Balak tegen Bileam, en hij sloeg zijn handen samen; en Balak zeide tot Bileam: Ik heb u geroepen, om mijn vijanden te vloeken; maar zie, gij hebt hen nu driemaal gedurig gezegend!
10 Then Balak’s anger burned against Balaam, and he struck his hands together; and Balak said to Balaam, “I called you to curse my enemies, but behold, you have persisted in blessing them these three times!
13 Wanneer mij Balak zijn huis vol zilver en goud gave, zo kan ik het bevel des HEEREN niet overtreden, doende goed of kwaad uit mijn eigen hart; wat de HEERE spreken zal, dat zal ik spreken.
13 ‘Though Balak were to give me his house full of silver and gold, I could not do anything contrary to the command of the Lord, either good or bad, of my own accord. What the Lord speaks, that I will speak’?
16 De hoorder der redenen Gods spreekt, en die de wetenschap des Allerhoogsten weet; die het gezicht des Almachtigen ziet, die verrukt wordt, en wien de ogen ontdekt worden.
16 The oracle of him who hears the words of God,And knows the knowledge of the Most High,Who sees the vision of the Almighty,Falling down, yet having his eyes uncovered.
17 Ik zal hem zien, maar nu niet; ik aanschouw Hem, maar niet nabij. Er zal een ster voortkomen uit Jakob, en er zal een scepter uit Israel opkomen; die zal de palen der Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren.
17 “I see him, but not now;I behold him, but not near;A star shall come forth from Jacob,A scepter shall rise from Israel,And shall crush through the forehead of Moab,And tear down all the sons of Sheth.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org