2 Want de HEERE heeft de hovaardij Jakobs afgewend, gelijk de hovaardij Israels; want de ledigmakers hebben ze ledig gemaakt, en zij hebben hun wijnranken verdorven.
2 For the Lord will restore the splendor of JacobLike the splendor of Israel,Even though devastators have devastated themAnd destroyed their vine branches.
3 De schilden zijner helden zijn rood gemaakt, de kloeke mannen zijn scharlakenvervig; de wagens zijn in het vuur der fakkelen, ten dage als hij zich bereidt; en de spiesen worden geschud.
3 The shields of his mighty men are colored red,The warriors are dressed in scarlet,The chariots are enveloped in flashing steelWhen he is prepared to march,And the cypress spears are brandished.
4 De wagens razen door de wijken, zij lopen ginds en weder op de straten; hun gedaanten zijn als der fakkelen, zij lopen door elkander henen als de bliksemen.
4 The chariots race madly in the streets,They rush wildly in the squares,Their appearance is like torches,They dash to and fro like lightning flashes.
7 En Huzab zal gevankelijk weggevoerd worden, men zal haar heten voortgaan; en haar maagden zullen haar geleiden, als met een stem der duiven, trommelende op haar harten.
7 It is fixed:She is stripped, she is carried away,And her handmaids are moaning like the sound of doves,Beating on their breasts.
10 Zij is geledigd, ja, uitgeledigd, uitgeput, en haar hart versmelt, en de knieen schudden, en in al de lenden is smart, en hun aller aangezichten betrekken, als een pot.
10 She is emptied! Yes, she is desolate and waste!Hearts are melting and knees knocking!Also anguish is in the whole bodyAnd all their faces are grown pale!
11 Waar is nu de woning der leeuwen, en die weide der jonge leeuwen? Alwaar de leeuw, de oude leeuw, en het leeuwenwelp wandelde, en er was niemand, die hen verschrikte.
11 Where is the den of the lionsAnd the feeding place of the young lions,Where the lion, lioness and lion’s cub prowled,With nothing to disturb them?
13 Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal haar wagenen in rook verbranden, en het zwaard zal uw jonge leeuwen verteren, en Ik zal uw roof uitroeien van de aarde, en de stem uwer gezanten zal niet meer gehoord worden.
13 “Behold, I am against you,” declares the Lord of hosts. “I will burn up her chariots in smoke, a sword will devour your young lions; I will cut off your prey from the land, and no longer will the voice of your messengers be heard.”
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org