3 De ruiter steekt omhoog, zo het vlammende zwaard, als de bliksemende spies, en er zal veelheid der verslagenen zijn, en een zware menigte der dode lichamen; ja, er zal geen einde zijn der lichamen, men zal over hun lichamen struikelen;
3 Horsemen charging,Swords flashing, spears gleaming,Many slain, a mass of corpses,And countless dead bodies—They stumble over the dead bodies!
4 Om der grote hoererijen wil der zeer bevallige hoer, der meesteres der toverijen, die met haar hoererijen volken verkocht heeft, en geslachten met haar toverijen.
4 All because of the many harlotries of the harlot,The charming one, the mistress of sorceries,Who sells nations by her harlotriesAnd families by her sorceries.
5 Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal uw zomen ontdekken boven uw aangezicht, en Ik zal den heidenen uw naaktheid, en den koninkrijken uw schande wijzen.
5 “Behold, I am against you,” declares the Lord of hosts;“And I will lift up your skirts over your face,And show to the nations your nakednessAnd to the kingdoms your disgrace.
7 En het zal geschieden, dat allen, die u zien, van u wegvlieden zullen en zeggen: Nineve is verstoord, wie zal medelijden met haar hebben? Van waar zal ik u troosters zoeken?
7 “And it will come about that all who see youWill shrink from you and say,‘Nineveh is devastated!Who will grieve for her?’Where will I seek comforters for you?”
8 Zijt gij beter dan No, de volkrijke, gelegen in de rivieren? die rondom henen water heeft, welker voormuur de zee is, haar muur is van zee.
8 Are you better than No-amon,Which was situated by the waters of the Nile,With water surrounding her,Whose rampart was the sea,Whose wall consisted of the sea?
10 Nog is zij gevankelijk gegaan in de gevangenis; ook zijn haar kinderen op het hoofd van alle straten verpletterd geworden; en over haar geeerden hebben zij het lot geworpen, en al haar groten zijn in boeien gebonden geworden.
10 Yet she became an exile,She went into captivity;Also her small children were dashed to piecesAt the head of every street;They cast lots for her honorable men,And all her great men were bound with fetters.
15 Het vuur zal u aldaar verteren; het zwaard zal u uitroeien, het zal u afeten, als de kevers, vermeerder u als sprinkhanen.
15 There fire will consume you,The sword will cut you down;It will consume you as the locust does.Multiply yourself like the creeping locust,Multiply yourself like the swarming locust.
17 Uw gekroonden zijn als de sprinkhanen, en uw krijgsoversten als de grote kevers, die zich in de heiningmuren legeren in de koude der dagen; wanneer de zon opgaat, zo vliegen zij weg, alzo dat hun plaats onbekend is, waar zij geweest zijn.
17 Your guardsmen are like the swarming locust.Your marshals are like hordes of grasshoppersSettling in the stone walls on a cold day.The sun rises and they flee,And the place where they are is not known.
18 Uw herders zullen sluimeren, o koning van Assur! uw voortreffelijken zullen zich leggen, uw volk zal zich op de bergen wijd uitbreiden, en niemand zal ze verzamelen.
18 Your shepherds are sleeping, O king of Assyria;Your nobles are lying down.Your people are scattered on the mountainsAnd there is no one to regather them.
19 Er is geen samentrekking voor uw breuk, uw plage is smartelijk; allen, die het gerucht van u horen, zullen de handen over u klappen; want over wien is uw boosheid niet geduriglijk gegaan?
19 There is no relief for your breakdown,Your wound is incurable.All who hear about youWill clap their hands over you,For on whom has not your evil passed continually?
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org